Hoe maak je een filmverslag?

Hoe maak je een filmverslag?
Klas 4 C  GL
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoe maak je een filmverslag?
Klas 4 C  GL

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht
  • Je gaat deze week een filmverslag maken. 
  • In deze LessonUp laat ik je zien hoe je een filmverslag moet maken. 
  • Je kunt de opdracht vinden in Teams. 

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  •  1: eerst uitleg filmverslag en een deel van de film.
  •  2: de film afkijken.
  •  filmverslag maken

Slide 3 - Tekstslide

Je gaat de film Vals kijken

Slide 4 - Tekstslide

Verschillende personages in een film
  • Hoofdpersoon: belangrijkste persoon in een verhaal. Soms heeft een verhaal meer hoofdpersonen.  Je weet vrij veel van de hoofdpersoon, je leert hem of haar kennen in een verhaal. 
  • Bijfiguren: deze personen zijn minder belangrijk in het verhaal. Je weet niet zo veel over ze. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdpersoon en bijfiguren
  • Een hoofdpersoon heeft vaak een probleem of een opdracht in een verhaal. 
  • Hij moet dan proberen het probleem op te lossen of de opdracht te voltooien. 
  • Bijfiguren kunnen bijvoorbeeld een helper zijn, iemand die hoofdpersoon bijstaat bij het oplossen van het probleem. 
  • Maar bijfiguren kunnen ook een tegenstander zijn. 

Slide 6 - Tekstslide

Beschrijven van personen
Hoe beschrijf je een personage uit een verhaal: 
  • Uiterlijk - hoe zie hij of zij eruit? 
  • Kenmerken - leeftijd, geslacht (man/vrouw/anders), gezondheid, etc.
  • Karaktereigenschappen: beschrijf hoe de persoon doet. 
  • Relaties: met wie gaat de hoofdpersoon om? Soms wordt een relatie beter of juist slechter. 

Slide 7 - Tekstslide

Karaktereigenschappen hoofdpersoon
druk – rustig
nieuwsgierig – ongeïnteresseerd
stelt hoge eisen – snel tevreden
geduldig – opvliegend, driftig
betrouwbaar – onbetrouwbaar
zelfstandig – heeft vaak hulp nodig
zelfverzekerd – onzeker, verlegen
eigen ideeën – volgt anderen
houdt vol – geeft op

eerst nadenken – meteen doen 
gelooft iets niet zomaar – gelooft iets al snel

Slide 8 - Tekstslide

Tijd
Een film of verhaal speelt zich af in een bepaalde tijd. 
Je kunt de tijd op verschillende manieren herkennen:
  • Jaartal, historische gebeurtenis.
  • Voorwerpen, voertuigen, kleding. 

Slide 9 - Tekstslide

Chronologie
  • Chronologische volgorde: de gebeurtenissen in de film worden verteld in de volgorde waarin ze gebeurd zijn. 
  • Niet-chronologische volgorde:  de gebeurtenissen in de film worden in een andere volgorde verteld dan waarin ze gebeurd zijn. Bijvoorbeeld met flashbacks (terug in de tijd).

Slide 10 - Tekstslide

Genre
Films kun je verdelen in verschillende soorten. 
Bijvoorbeeld:
  • Detective;
  • Thriller;
  • Sciencefiction; 
  • Romantiek;
  • Komedie.

Slide 11 - Tekstslide

Eigen mening
Als je een film gezien hebt, heb je daar een mening over. 

Je kunt beoordelingswoorden gebruiken om je mening te beschrijven. 

Slide 12 - Tekstslide

Beoordelingswoorden
spannend – saai
begrijpelijk – onbegrijpelijk
griezelig – rustgevend
laat me meeleven – zegt me niets
maakt me nieuwsgierig naar de afloop – is voorspelbaar
laat me alles even vergeten – kan me niet boeien
apart – gewoon
geheimzinnig – helder
duidelijk – verwarrend

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide