Lenzen § 1 Bolle en holle lenzen

Lenzen § 1 Bolle en holle lenzen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScienceMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Lenzen § 1 Bolle en holle lenzen

Slide 1 - Tekstslide

Lenzen

Slide 2 - Woordweb

Lenzen
voorbeelden:
bril
in fototoestel
vergrootglas
lens in oog
lens op oog

Slide 3 - Tekstslide

Soorten lenzen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Lichtbreking
Licht beweegt in rechte lijnen.

Maar bij een dunne lichtbundel geldt die regel niet meer.

Slide 6 - Tekstslide

Lichtbronnen
  • Puntbron: Licht komt uit een bron.

  • Divergente lichtbundel:  Lichtstralen bewegen uit elkaar  
  • Convergente lichtbundel:  Lichtstralen bewegen naar elkaar toe
  • Evenwijdige lichtbundel:  Lichtstralen gaan niet uit elkaar. lopen evenwijdig
                                      (laser)

Slide 7 - Tekstslide

We kennen drie soorten lichtbundels
Divergente lichtbundels

  • De meeste lichtbronnen maken een divergente bundel. 

  • Dit is een bundel die steeds groter wordt. 

  • Bijvoorbeeld een zaklamp. Als je een zaklamp dicht bij de muur houdt is de bundel klein. Als je verder weg gaat staan wordt de bundel groter.

Slide 8 - Tekstslide

Evenwijdige lichtbundel
  • Een laser is een evenwijdige lichtbundel. 

  • Deze bundel wordt niet groter en niet kleiner. 

  • Dit is handig omdat deze bundel zijn energie veel langer vast houd dan een divergente bundel. Hierdoor schijnt een laser heel ver.

Slide 9 - Tekstslide

Convergerende lichtbundel
  • Deze lichtbundel wordt steeds kleiner.
  • Op de foto hiernaast zie je links    de lichtstralen evenwijdig op           een bolle lens invallen. Deze gaan achter de lens (rechts) convergerend verder.

Slide 10 - Tekstslide

Positieve lenzen

Slide 11 - Tekstslide

Negatieve lenzen

Slide 12 - Tekstslide

Bolle Lens
Positieve lens
  • convergerende werking (lichtstralen worden naar elkaar toe   gebogen)
  • hoe sterker de lens (hoe boller de lens is) , hoe sterker de          convergerende  werking: het brandpunt (F) komt dichter bij  de lens te  liggen

Slide 13 - Tekstslide

Lenzen
Holle lens:
  • negatieve  lens
  • divergerende werking (lichtstralen worden uit elkaar                gebogen)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Hoe noem je deze lichtbundel?
A
Convergent
B
Evenwijdig
C
Divergent

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je deze lichtbundel?
A
Convergent
B
Evenwijdig
C
Divergent

Slide 20 - Quizvraag

Hoe noem je het verloop van deze lichtbundel?
A
convergent
B
divergent
C
evenwijdig
D
parallel

Slide 21 - Quizvraag

uitspraken:

1.) lens 1 heeft een divergerende werking

2.) lens 2 is een positieve lens
A
beide uitspraken zijn juist
B
beide uitspraken zijn onjuist
C
alleen uitspraak 1 is juist
D
alleen uitspraak 2 is juist

Slide 22 - Quizvraag

Wat is juist voor lens 1 (boven) en lens 2 (onder)?
A
lens 1 is boller dan lens 2
B
lens 2 is sterker dan lens 1
C
lens 1 heeft een kortere hoofdsas dan lens 2
D
geen van bovenstaande uitspraken is juist

Slide 23 - Quizvraag

Wat is waar voor een positieve lens?
A
deze is hol
B
deze convergeert lichtstralen
C
deze is aan de randen breder dan in het midden
D
deze maakt altijd een reeel beeld

Slide 24 - Quizvraag

In de figuur hiernaast zie je een bundel licht die door een lens gaat.

Wordt hier een positieve of een negatieve lens gebruikt?


A
positieve
B
negatieve

Slide 25 - Quizvraag