Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
2V 5.9 Engelse werkwoorden MP
Werkwoordspelling
Welke rol kan het werkwoord hebben?
* persoonsvorm tt en vt
* voltooid deelwoord
* onvoltooid deelwoord (tegenwoordig deelwoord)
* gebiedende wijs
* voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
* infinitief (hele werkwoord, woordenboekvorm)
1 / 12
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
12 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Werkwoordspelling
Welke rol kan het werkwoord hebben?
* persoonsvorm tt en vt
* voltooid deelwoord
* onvoltooid deelwoord (tegenwoordig deelwoord)
* gebiedende wijs
* voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
* infinitief (hele werkwoord, woordenboekvorm)
Slide 1 - Tekstslide
Wat is juist gespeld? Een of meerdere antwoorden zijn goed.
A
Sophie heeft haar vinger verbrandt.
B
Sam en Tom moesten op de bus wachtten.
C
Het verbrandde haar van Sjors stinkt enorm.
D
Tom verbreedde zijn tuinpad.
Slide 2 - Quizvraag
Wat je vindt, mag je houden. Vindt je ook niet?
A
Fout, eerste 'vindt' moet zonder 't'.
B
Fout, beide keren moet 'vindt' zonder 't'.
C
Fout, tweede 'vindt' moet zonder 't'.
D
Deze zin is goed gespeld.
Slide 3 - Quizvraag
Gisteren ...(lunchen) ik met mijn oma.
A
lunchde
B
lunchte
C
lunchete
D
lunchede
Slide 4 - Quizvraag
Aan het begin van het jaar (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden
Slide 5 - Quizvraag
Werkwoordspelling
Hoe spel je werkwoorden die ontleend zijn aan Engelse werkwoorden?
Kijk en luister naar de uitleg
https://www.youtube.com/watch?v=AdE372ur0Xk
Slide 6 - Tekstslide
Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: timen
A
timet
B
timt
Slide 7 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde
Slide 8 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: joggen
A
jogde
B
joggete
C
joggte
D
jogte
Slide 9 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vd: squashen
A
Gesquast
B
Gesquasht
C
Gesquashd
D
Gesquashed
Slide 10 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete
Slide 11 - Quizvraag
Opdrachten
Lees de theorie op bladzijde 142 (boek B)
Maak opdracht 3, 4
Slide 12 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
2V 5.9 Engelse werkwoorden MP
20 dagen geleden
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Engelse werkwoorden
Oktober 2022
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
groep 8 werkwoord spelling cito
17 dagen geleden
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
Oktober 2024
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
groep 7 werkwoordcito oefenen
Maart 2023
- Les met
35 slides
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
10 dagen geleden
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
2Ha oefenen Spelling Engelse werkwoorden
September 2022
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Engelse werkwoorden 1
Oktober 2022
- Les met
36 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1