In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
KA 47
De eenwording van Europa
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Waarom gingen Europese landen samenwerken?
Hoe kwam de Europese Unie tot stand?
Welke voordelen en nadelen heeft de EU?
Slide 2 - Tekstslide
De E.U. bestaat uit 27 landen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de hoofdstad van Europa?
A
Amsterdam
B
Berlijn
C
Brussel
D
Parijs
Slide 4 - Quizvraag
Marshallplan
De VS biedt Marshallhulp voor de wederopbouw van Europa
Doel 1
Zorgen dat landen niet overstappen op het communisme
Doel 2
Zorgen dat de handel weer opbloeit (zodat Europa weer koopt van de VS)
Eis
Europa moet meer samenwerken
Slide 5 - Tekstslide
Door de Marshallhulp kunnen fabrieken al snel weer staal produceren voor machines, treinen en bruggen. Welk probleem zou er kunnen ontstaan/ waar is men bang voor?
Slide 6 - Open vraag
Samenwerking
1951: Europese Gemeenschap van Kolen en Staal
1957: Europese Economische Gemeenschap
In 1951: werd de EGKS opgericht
De EEG was een samenwerkingsverband tussen lidstaten.
Er werd nu ook ook op andere economische gebieden samengewerkt (niet meer alleen kolen en staal)
Slide 7 - Tekstslide
De Europese samenwerking groeide hard!
Slide 8 - Tekstslide
..en men raakte er van overtuigd dat dit soort samenwerking het antwoord was tegen oorlog
Slide 9 - Tekstslide
De Europese Unie (EU)
EU
Naast economische samenwerking ook politieke samenwerking.
Er wordt ook gesproken over een gemeenschappelijke munt.
Werkgelegenheid
Milieu
Buitenlandsbeleid
Immigratie
Slide 10 - Tekstslide
Je hoort steeds vaker in het nieuws kritiek over de Europese Unie. Welke kritiek hebben deze mensen/ heb jij?
Slide 11 - Open vraag
1992 EU Maastricht
Slide 12 - Tekstslide
Kandidaten
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Sleepvraag
Voel jij je burger van de EU?
A
Helemaal wel
B
Helemaal niet
C
een beetje
D
weet niet
Slide 15 - Quizvraag
Heeft Nederland voordeel van de EU of betalen we teveel
A
we hebben voordeel
B
we betalen teveel
C
we hebben vooral nadelen
D
de EU doet te weinig
Slide 16 - Quizvraag
De EU moet meer doen ...
A
voor het klimaat
B
tegen vluchtelingen
C
een eigen leger
D
meer democratie in de EU
Slide 17 - Quizvraag
DE EU moet minder doen
A
De EU bemoeit zich teveel met NL
B
Nederland heeft te weinig invloed op de EU
C
Ons geld gaat vooral naar anderen
D
De EU doet te weinig tegen vluchtelingen
Slide 18 - Quizvraag
De toekomst van de EU
A
landen moet meer zelf beslissen
B
De EU moet de verenigde staten van europa worden
C
Burgers moeten meer direct invloed kunnen uitoefenen op de EU
D
EU moet meer dingen centraal gaan doen, bijvoorbeeld eigen leger