Ik betaal nog een biertje voor Zij/Hen/Hun.
Ik schonk Zij/Hen/Hun de wijn in.
Zij/Hen/Hun hadden dat nooit mogen zeggen.
Het feestje was bij Zij/Hen/Hun.
Zij noteert Zij/Hen/Hun namen.
Ik geef Zij/Hen/Hun het boek.
Is deze auto van Zij/Hen/Hun of van jullie?