vitale functies BGP

Hartslag, temperatuur, saturatie en bloeddruk 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Hartslag, temperatuur, saturatie en bloeddruk 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan je vertellen
over het meten van de hartslag?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

een snelle hartslag is:
A
bradycardie
B
hypotensie
C
hypertensie
D
tachycardie

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een normale hartslag?
A
60-100 per minuut
B
80-120 per minuut
C
30-80 per minuut
D
8-20 per minuut

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de hartslag tellen is een objectieve observatie
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een te snelle hartslag is hoger dan 80
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

normale hartslag is tussen de 60- 120
Bij de oudere zorgvrager is de hartslag meestal
A
sneller
B
trager
C
niet anders

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is de hartslag verhoogd?
A
Bij inspanning
B
Bij koorts
C
Bij heftige emoties
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Temperatuur meten 
- Wat is een goede temperatuur?

- Wanneer heb je verhoging? Wanneer heb je koorts?

- Kan een te lage temperatuur gevaarlijk zijn?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat meet je met de saturatiemeter?
A
Ademfrequentie
B
Hoeveel lucht iemand inademt
C
% zuurstof dat aan rode bloedcellen is gebonden
D
% zuurstof dat zich in de longen bevindt

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Saturatiewaarden
  • Normaal 96 - 100%
  • Bij COPD, hartfalen: 92 - 100%

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloeddruk meten

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

  • Wanneer het hart samentrekt wordt het bloed de slagader in gepompt. 

  • De druk op de vaatwanden gaat dan omhoog. Dit is de bovendruk of systolische druk

  • Daarna ontspant het hart zich, waardoor de druk op de vaatwanden afneemt. Dit is de onderdruk of diastolische druk

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloeddruk

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom bloeddruk meten?
  • Bijvoorbeeld bij iemand met een te hoge bloeddruk die hiervoor medicijnen gebruikt en/of dieet volgt
  • De bloeddruk word ook gemeten bij opname in een instelling, om een beeld te krijgen van de lichamelijke toestand van een zorgvrager 
  • Na een operatie of bij het krijgen van bloed, om de bloeddruk bij te houden

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloeddruk

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer spreek je van Hypertensie?

  • systole van boven de 140 mmHg
  • diastole van boven de 90 mmHg
Leeftijd en rust spelen een rol

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen bij extreem hoge bloeddruk

duizeligheid                                                     oorsuizen
hoofdpijn                                                           verwarring
rusteloosheid                                                  pijn op de borst
kortademigheid
slechtziende ogen



tintelingen in handen en voeten (gevoelloosheid)
hartkloppingen
bloedneus
vermoeidheid
misselijkheid en braken 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer spreek je van Hypotensie?

  • systole onder de 100
  • diastole onder de 60


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen bij te lage bloeddruk

duizeligheid                                                flauwvallen
vermoeidheid                                             wazig zien
zwarte vlekken voor de ogen              misselijkheid
licht gevoel in het hoofd
oorsuizen



bleek zien
verwijde pupillen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten bloeddruk meten
  • Zorg voor een passend manchet.
  • Laat de cliënt minimaal 5 minuten zitten vóór de meting. 
  • Meet de bloeddruk terwijl de cliënt zit, benen niet over elkaar. 
  • Zorg dat de arm waaraan wordt gemeten, wordt ondersteund en dat deze ontspannen ligt (geen vuist). 
  • Meet de bloeddruk altijd aan dezelfde arm van de cliënt 
  • Spreek niet tijdens de bloeddrukmeting

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat RR voor?
De afkorting RR staat voor Riva-Rocci. Riva-Rocci was een Italiaanse arts die een manier ontwikkelde om de bloeddruk te meten. Tegenwoordig wordt de afkorting RR nog altijd gebruikt om de bloeddruk te beschrijven

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaardigheid bloeddruk meten
- Bloeddruk meten
- Gaan we oefenen in de praktijk. Het horen en het
voelen vraagt oefening

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bloeddruk meten

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies