2021_01_10 4.5 1 (3v)

Hoofdstuk 4 paragraaf  5 
leerdoel

Je leert hoe balansmutaties werken

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 paragraaf  5 
leerdoel

Je leert hoe balansmutaties werken

Slide 1 - Tekstslide

4.2
opgave 8 en 9

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Resultatenrekening 

Winst & verlies rekening
Omzet
- Inkoopwaarde
-----------------------------
Brutowinst
- Bedrijfskosten
---------------------------
Winst (verlies)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

8a
De bank heeft de resultatenrekening nodig om in te schatten of het bedrijf voldoende winst behaalt om de lening terug te kunnen betalen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Balansmutaties 4.5
Veranderingen van balansposten

Slide 8 - Tekstslide

De balans moet in balans blijven
Een verandering van een balanspost heeft gevolgen
  • Een balanspost aan de debet kant daalt en de balanspost aan de credit kant daalt met zelfde bedrag (balans nog steeds in evenwicht).
  • Een balanspost aan de credit kant stijgt en de balanspost aan de debet kant stijgt met zelfde bedrag (balans nog steeds in evenwicht).
  • OF de verandering vind binnen de debet of credit zijde plaats met een zelfde bedrag.




Slide 9 - Tekstslide

2
A = dalen; B = daalt; C = dalen; D = daalt; E = dalen; F = blijft gelijk.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,- en betaalt cash.





Verandering activa €0 en verandering passiva €0
 
 
 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,- en betaalt op een later moment. (Ze koopt op rekening)




Verandering activa €1.000,- en verandering passiva €1.000,-

 
 
 

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,-. Ze betaalt cash  €250,- en koopt de rest op rekening. 
 



Verandering activa +€750 en verandering passiva +€750
 
 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Quiz
Log in via lessonup.app
Gebruik je normale voornaam
9 vragen

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 1
De eerste opdracht: 
Sleep de categorieën naar de juiste plek op de balans.

Slide 16 - Tekstslide

timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 17 - Sleepvraag

Opdracht 2
Sleep de verschillende balansposten naar de juiste categorie.

Slide 18 - Tekstslide

Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Aandelen
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)

Slide 19 - Sleepvraag

Onder welke categorie valt een bedrijfsauto?
A
Liquide middelen
B
Eigen vermogen
C
Vlottende activa
D
Vaste activa

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de beste omschrijving van vlottende activa?
A
Activa die langer dan één periode of jaar meegaan
B
Activa die minder dan één periode of jaar meegaan
C
Activa die precies één periode of jaar meegaan
D
Activa die één periode meegaat

Slide 21 - Quizvraag

Wat is eigen vermogen?
Geef de betekenis.

Slide 22 - Open vraag

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Als:
De onderneming verkoopt goederen op rekening voor €14.200. De inkoopwaarde is €9.400.
A
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
B
Debiteuren -€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
C
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€14.200
D
Debiteuren +14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen-€4.800

Slide 23 - Quizvraag

Hoe ziet dit eruit?
Verschil tussen verkoop en inkoop = brutowinst
Dit komt terecht in het eigen vermogen.

Slide 24 - Tekstslide

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaling per bank aan crediteuren €14.000.
A
Kas -€14.000 Crediteuren +€14.000
B
Kas -€14.000 Crediteuren -€14.000
C
Bank -€14.000 Crediteuren -€14.000
D
Bank -€14.000 Crediteuren +€14.000

Slide 25 - Quizvraag

Hoe ziet dit eruit?
Betaling dus bank daalt.
Crediteuren (schuld) daalt, want er wordt afgelost.

Slide 26 - Tekstslide

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Per kas gekocht goederen €1.400.
A
Voorraad -€1.400 Kas -€1.400
B
Voorraad +€1.400 Kas -€1.400
C
Voorraad -€1.400 Crediteuren -€1.400
D
Voorraad -€1.400 Crediteuren +€1.400

Slide 27 - Quizvraag

Hoe ziet dit eruit?
Betaling via kas, dus kas daalt.
Er wordt voorraad gekocht, dus voorraad stijgt. 

Slide 28 - Tekstslide

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaald per kas diverse kosten €2.200.
A
Kas -€2.200 Eigen vermogen -€2.200
B
Kas -€2.200 Kosten +€2.200
C
Kas -€2.200 Vreemd vermogen +€2.200
D
Kas +€2.200 Kosten -€2.200

Slide 29 - Quizvraag

Hoe ziet dit eruit?
Kosten betaald per bank, dus kas daalt.
Opbrengsten en kosten komen in het eigen vermogen terecht. Bij kosten, daalt het eigen vermogen.

Slide 30 - Tekstslide

Opgave 2 en 3 bespreken
pagina 108

Slide 31 - Tekstslide

2a
A = 679.000; B = winst; C = 76.000; D = Totale opbrengsten; 
E = 755.000

Slide 32 - Tekstslide

2b
De nettowinst. De bedrijfskosten zijn al verrekend.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

4
Het eigen bedrijf. Het eigen bedrijf levert € 680 / 20.000 × 100% = 3,4% op. Dat is meer dan de spaarrekening.

Slide 36 - Tekstslide

5
a Overzicht 1 is de resultatenrekening, overzicht 2 is de balans.
 b € 36.000 / (€ 108.000 + € 208.000) × 100 = 11,4 eurocent

Slide 37 - Tekstslide

6
a = resultatenrekening (kosten); b = balans (activa); 
c = resultatenrekening (opbrengsten); d = balans (passiva); 
e = balans (activa); f = balans (passiva); g = balans (activa); 
h = balans (passiva); i = resultatenrekening (kosten); 
j = balans (activa)

Slide 38 - Tekstslide

7
a De resultatenrekening moet een winstsaldo hebben. De opbrengsten moeten hoger zijn dan de kosten.
 b De winst is € 370.000 – € 250.000 = € 120.000.
  70% van € 120.000 = € 84.000
  € 1.200.000 + € 84.000 = € 1.284.000

Slide 39 - Tekstslide

Samenwerken
Maak opgave 8 samen op pagina 111.
Opgave 1 op pagina 116 (paragraaf 5)


timer
9:00

Slide 40 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opgave 1 van paragraaf 4.5
Op pagina 116.

Slide 41 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak opgave 1 van paragraaf 4.5
Op pagina 116.



timer
10:00

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Huiswerk
Bekijk en maak het SO over hoofdstuk 4 paragraaf 1 t/m 3.
Dit telt niet mee voor een cijfer.

Slide 44 - Tekstslide

Einde les

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Link