Bs 12.6: Afweer

Thema 12       De bloedsomloop

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 12       De bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen we vandaag?

-Uitleg basisstof 12.6
-Aan het werk
-Herhalen




Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
  • Ik kan beschrijven hoe je je tegen ziekteverwekkers kunt beschermen.





Slide 3 - Tekstslide

lichaamsvreemd
Lichaamsvreemde stoffen = alle stoffen die niet in je lichaam thuis horen.
Denk aan: speeksel van een ander (door zoenen), gif, bacteriën, virussen, bloed van een ander.

Ziekteverwekkers = bacteriën/ virussen waarvan je ziek wordt

Slide 4 - Tekstslide



  • Huid
  • Slijmvliezen/ trilharen
  • Maagsap
Bescherming
tegen een infectie
Bestrijden van een infectie
Onschadelijk maken ziekteverwekker
Vorming van antistoffen

Slide 5 - Tekstslide

Koorts
Ziekteverwekkers dringen je lijf binnen, je lichaamstemperatuur stijgt. Ziekteverwekkers kunnen daardoor minder goed groeien.

Antiobiotica = stoffen waar bacteriën van doodgaan. Virussen en schimmels gaan niet dood van antibiotica.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

 1) ziekteverwekker in het lichaam --> je wordt ziek
2) antistoffen worden gemaakt -->  je wordt beter 
Immuun
1) ziekteverwek-ker komt voor de 2de keer in je lichaam
2) er worden veel sneller antistof-fen gemaakt en je wordt niet of veel minder ziek
immuum

Slide 8 - Tekstslide

Immuniteit
Natuurlijke immuniteit
Door het te krijgen  (Waterpokken)

Kunstmatige immuniteit 
Inenting/Vaccinatie --> klein beetje ziekteverwekker 
(verzwakt) wordt ingespoten --> bloedcellen maken antistoffen



Slide 9 - Tekstslide

Aantekening
afweer: Bescherming van het lichaam tegen ziekteverwekkers.
antibiotica: Medicijn tegen bacteriën.
antistof: Stof die een lichaamsvreemde stof bedekt en onschadelijk maakt.
immuun: Niet vatbaar voor een bepaalde ziekteverwekker.
inenting: Zorgt ervoor dat witte bloedcellen weten welke antistoffen ze moeten maken tegen een bepaalde ziekteverwekker.



Slide 10 - Tekstslide

Aan het (huis)werk
-Lees blz. 134 t/m 136
-Mk bs 12.6 opdr 1, 2, 4, 5, 6

-Oefen: https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Hart/hartonderdelen.htm#google_vignette
https://biologiepagina.nl/2en3/Bloedsomloop/Matchoefeningen/bloedvaten/bloedvaten.htm


              







Slide 11 - Tekstslide

Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplasma
Bloedplaatjes

Slide 12 - Sleepvraag

Een bloedvat heeft overal kleppen.
Welk soort bloedvat is dit?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 13 - Quizvraag

In welke vaten vindt uitwisseling van zuurstof, voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen plaats?
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten
D
Lymfevaten

Slide 14 - Quizvraag

Sleep de onderdelen van het hart naar de juiste plek.

linker kamer

linker boezem

rechter boezem

rechter kamer

aorta

longader

holle ader

longslagader

hartklep

halvemaanvormige klep

Slide 15 - Sleepvraag

Het hart pompt zuurstofrijk bloed in de:
A
Longslagader
B
Longader
C
Aorta
D
Holle ader

Slide 16 - Quizvraag

Hoe noemen we de grootste lichaamsslagader?
A
longslagader
B
aorta
C
holle ader
D
longader

Slide 17 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een buitenaanzicht van het hart. Een verstopping van een kransslagader kan gevolgen hebben voor de werking van het hart.

Wanneer zijn de gevolgen het grootst: bij een verstopping op plaats 1 of bij een verstopping op plaats 2?
A
Plaats 1
B
Plaats 2

Slide 18 - Quizvraag

Sleep de namen naar de juiste bloedvaten 
4
1
2
5
3
6
7
8
Nierslagader
Longader
Leverader
Poortader
Aorta
Longslagader
Beenader
Halsslagader

Slide 19 - Sleepvraag

Hoe krijgen de nieren
zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de poortader
C
Door de nierslagader
D
Door de nierhaarvaten

Slide 20 - Quizvraag

Waardoor verdwijnt het bloed
vanuit je arm?
A
Door de armader
B
Door de poortader
C
Door de armslagader
D
Door onderste holle ader

Slide 21 - Quizvraag

Het bloed neemt koper op uit het voedsel en vervoert het naar de lever.
Het bloedvat dat bloed vanuit de darmen naar de lever vervoert, is in de afbeelding aangegeven met nummer 11. 

Hoe heet dit bloedvat?  
darmslagader
leverader 
leverslagader
poortader

Slide 22 - Sleepvraag

In welke richting stroomt de lymfe in het lymfe vat van de afbeelding?

A
De lymfe stroomt richting linksonder (pijl Q)
B
De lymfe stroomt in de richting rechtsboven (pijl P)
C
De stroomrichting van de lymfe is niet uit de tekening af te leiden

Slide 23 - Quizvraag

Fase 1
 Samentrekken boezems
Fase 2
Samentrekken kamers
Fase 3
Hartpauze

Slide 24 - Sleepvraag

Haarvat
Rode bloedcel
Weefselvloeistof
Bloedplasma

Slide 25 - Sleepvraag