IB_FR_Unit 2_BNW oefenen 23 24

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Bonjour!
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van vandaag

  • Goed leren over bijvoeglijke naamwoorden (eigenschapen/adjectifs).

Eind van de les kan jij...
...bijvoeglijke naamwoorden gebruiken in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

On parle!
- Je suis... [ton prènom]

- J'ai... [ton áge]

- Je parle... [tes langues]

- J'habite à... [ta ville]

- J'aime... [ta matière prèferée]

- Je déteste... [la matière que tu n'aimes pas]

Slide 4 - Tekstslide

Le profil de l'apprenant/e
caring

Caring - Zorgzaam - Altruiste
Nous faisons preuve de compassion, respect et d'empathie.
Je kies zorgvuldig de bijvoeglijke naamwoorden dat je kiest als je praat over iemand, zo respecteer jij de identiteit van anderen en je kan gezonder relaties met anderen opbouwen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat heb je nodig?
Les adjectifs (bijvoeglijke naamwoorden)


Slide 6 - Tekstslide

Wat heb je nodig?
Les adjectifs (bijvoeglijke naamwoorden)


Slide 7 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in:
"J'aime la nourriture (sucré) _____________."

Slide 8 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
"Les filles sont (intelligent) _____________."

Slide 9 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
"J'ai une (bon) _____________ idée!"

Slide 10 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
C'est une route (dangereux) ___________________

Slide 11 - Open vraag

2. De plaats van het
bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Tekstslide

Wat heb je nodig?
Les adjectifs (bijvoeglijke naamwoorden)


Volgorde: Na het zelfstandig naamwoord.

Le chat gris mange.
C'est une maison fantastique.

Maar: bon mauvais nouveau grand gros petit vieux jeune joli haut long staan VOOR het zelfstandig naamwoord.

Slide 13 - Tekstslide

(anglais) un autobus
A
un anglais autobus
B
un autobus anglais

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

(belge) le chocolat
A
le belge chocolat
B
le chocolat belge

Slide 16 - Quizvraag

le chocolat belge

Slide 17 - Tekstslide

(rouge) des fleurs
A
des rouge fleurs
B
des rouges fleurs
C
des fleurs rouge
D
des fleurs rouges

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

(beau) une fleur
A
une beau fleur
B
une belle fleur
C
une fleur beau
D
une fleur belle

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

(vieux) une dame
A
une vieux dame
B
une vieille dame
C
une dame vieux
D
une dame vieille

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

(nouveau) une voiture
A
une nouveau voiture
B
une nouvelle voiture
C
une voiture nouveau
D
une voiture nouvelle

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

(blanc) une.... page......

Slide 26 - Open vraag

(nouveau) un..... jean......

Slide 27 - Open vraag

(joli) une....actrice.......

Slide 28 - Open vraag

Au travail
Fais les exercices suivants:
mets dans le bon ordre
place et accords des adjectifs
les accords des adjectifs

Slide 29 - Tekstslide

Ik begrijp hoe ik moet bijvoeglijke naamwoorden in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Bon travail!
¡Au revoir!

Slide 31 - Tekstslide