Ja-antwoorden maak je zo: Yes + voornaamwoord + het eerste werkwoord uit de vraagzin
Nee-antwoorden maak je zo: No + voornaamwoord + het eerste werkwoord uit de vraagzin + not / n’t
Does he know the suspect? + Yes, he does. - No, he does not. (doesn't)
Is she in her room? + Yes, she is. - No, she is not. (isn't)
Can Zoey speak English? + Yes, she can. - No, she cannot. (can't)