Het oude adellijke slot Develstein werd na de bedijking van de Zwijndrechtse Waard in 1332 in Schobbemans Ambacht, de latere heerlijkheid Zwijndrecht, gebouwd door Willem van Duivenvoorde, kamerheer van graaf Willem III van Holland. Als gevolg van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, vluchtte Van Duivenvoorde in 1351 naar Brussel en werd een deel van zijn goederen verbeurd verklaard. Develstein werd met ruim tien morgen grond verkocht aan Clays Riepen. Vervolgens was het kasteel in handen van de familie Van Brakel, tot het in 1490 werd verkocht aan Johan Duyck. Na diens dood in 1497 werd zijn zuster Margaretha, echtgenote van Hendrik van Diemen, eigenares.
Toen in 1572, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, de Spanjaarden zich terugtrokken, staken zij het kasteel op 14 juni in brand uit angst dat het gebruikt zou worden door de geuzen. In 1594 werd de ruïne gekocht door de Dordtse burgemeester Willem van Beveren, die het tot buitenhuis liet verbouwen. In de 17e eeuw, onder Cornelis van Beveren, ontstond op Develstein een kring van kunstenaars, vergelijkbaar met de Muiderkring. Vermoedelijk was Jacob Cats een van hen.
Door vererving kwam het slot in handen van de familie Snellen. Laatste eigenaar was Cornelis Tobias Snellen, die het in 1816 erfde. Acht jaar later, in 1824, werd het kasteel gesloopt.
Naast het voormalig kasteelterrein, werd in 1977 het DevelsteinCollege gebouwd.