1A - 22 september 2020 (PV-zinsdelen-onderwerp)

Welkom!
Nodig: 
  • Grammaticaboekje
  • Etui
  • iPad: dicht op tafel
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nodig: 
  • Grammaticaboekje
  • Etui
  • iPad: dicht op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. Lesdoel
  2. Grammatica: bespreken & nakijken zinnen opdr. 1A en opdr. 1B (p. 28 & 29)
  3. Werkwoordelijk gezegde: uitleg
  4. Aan de slag!
  5. Huiswerk & taalvout

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Na de les:

Weet je hoe je de persoonsvorm, zinsdelen en het onderwerp in een zin kunt vinden.

Weet je wat een werkwoordelijk gezegde is.


Slide 3 - Tekstslide

Maak een foto van je huiswerk en upload deze.

Slide 4 - Open vraag

3. In onze nestkastjes zouden een paar merels hebben 
                                               
gebroed.

Slide 5 - Tekstslide

3. In onze nestkastjes | zouden | een paar merels | hebben | 
                                                ======     ________________O
gebroed.

Slide 6 - Tekstslide

4. Op de gang hebben wij een schilderij van Vermeer gehangen.


5. De leerlingen zullen de hele middag in de stad moeten

 kunnen rondlopen.

Slide 7 - Tekstslide

4. Op de gang | hebben | wij | een schilderij van Vermeer | 
                                 ======    __O
gehangen.

5. De leerlingen | zullen | de hele middag | in de stad | moeten|
    ____________O   ======
 kunnen | rondlopen.

Slide 8 - Tekstslide

Zinsdelen
  • PV is één zinsdeel.
  • Alles voor de PV is één zinsdeel.
  • Alles wat voor de PV kan is een apart zinsdeel.

- Werkwoorden zijn altijd een apart zinsdeel (let op; te hoort erbij!)
Hij | heeft | besloten | naar huis | te gaan.

- Prullenbakwoordjes zijn een apart zinsdeel (p. 8 van je grammaticaboekje)
De jongen | ging | gisteren | niet | eerder | naar huis.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
Zullen we morgen een cadeautje gaan kopen?

Slide 11 - Open vraag

Wat is een werkwoord?

Slide 12 - Open vraag

Theorie

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde

- alle werkwoorden uit de zin

- de persoonsvorm hoort daar automatisch bij



Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld

Zonder twijfel heeft Bas de meeste records verbroken op de sportdag.


Pv?

Ow?

Andere werkwoorden?

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld

Zonder twijfel | heeft | Bas | de meeste records | verbroken | op 

                                ====     ___O                                             

de sportdag.


pv = heeft

ow = Bas

wg = heeft verbroken

Slide 16 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de PV?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken
A
mijn zusjes
B
zitten
C
zitten maken
D
zitten te maken

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken
A
mijn zusjes
B
zitten
C
zitten maken
D
zitten te maken

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Morgen zullen de leerlingen hun huiswerk hebben gemaakt.
A
zullen
B
zullen hebben gemaakt
C
hun huiswerk
D
de leerlingen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken.
A
mijn zusjes
B
zitten
C
zitten maken
D
zitten te maken

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Claudia nodigt veel vrienden uit op haar verjaardag.
A
nodigt
B
nodigt uit

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Maak jij je veters goed vast voor de wedstrijd?
A
maak
B
jij
C
maak jij vast
D
maak vast

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Tijdens het verhoor voelden de agenten de arrestant flink aan de tand.

Slide 24 - Open vraag

Theorie vervolg

Slide 25 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde vervolg

- Soms staat het woordje te erbij:

Hij | besloot | daarheen | te gaan.


- Soms is er een uitdrukking die met het werkwoord te maken heeft:

Vb: aan de tand voelen

Tijdens het verhoor | voelden | de agenten | de arrestant | flink |  aan de tand.

Slide 26 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde vervolg

- Soms staat het hele werkwoord uit elkaar

Vb: uitnodigen --> Hij | nodigt | zijn vrienden | uit.


- Soms is ook het noodzakelijk wederkerend voornaamwoord werkwoordelijk gezegde:

Vb: Hij | vergist | zich. ;              Wij | vergissen | ons.

(Kan niet worden weggelaten en niet vervangen worden door ander woord.)

Ik | was | me --> (Ik | was | de baby).

Slide 27 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De sportieve kerel fietste erg hard weg.

Slide 28 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Hij vergiste zich in de moeilijke vraag.

Slide 29 - Open vraag

Werkwoordelijk gezegde?
Zijn moeder houdt een oogje in het zeil.

Slide 30 - Open vraag

Aan de slag!
- Maak van opdracht 1B, zin 6 t/m 10 (p. 29 grammaticaboekje).

- Maak van opdracht 2B, zin 1 t/m 5 (p. 31 grammaticaboekje)

Overleggen mag op fluistertoon.

- Klaar?  Kies iets uit de Talen-Ontdekdoos of pak een mooi boek uit de kast en ga lekker lezen.

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk & TaalVout
Huiswerk voor volgende week maandag:

- Lees blz. 9, 10 en 11 van het grammaticaboekje (werkwoordelijk gezegde)

- Maak van opdracht 1B, zin 6 t/m 10 (p. 29 grammaticaboekje).


Slide 32 - Tekstslide