16th lesson - 22/10/2019

Thursday 24 October
- Important dates
- Learning goals
- Check homework
- Vocabulary 
- Grammar 5 
- Let's practise
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thursday 24 October
- Important dates
- Learning goals
- Check homework
- Vocabulary 
- Grammar 5 
- Let's practise

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Thursday 31 October: SO H2
Thursday 7 November: PW H1 + 2
Thursday 21 November: Book test 2

Week 50: Reading Test
Week 51: Listening Test 

Slide 2 - Tekstslide

Learning goals
During this lesson:
- you are going to improve your vocabulary
- you are going to learn the difference between many/much/a lot of/ lots of/ (a) few & (a) little

Slide 3 - Tekstslide

Homework
- Do ex. 5, 6 & 7 (p. 32 - 33 WB) 
- Study words A/B/C (p. 31 - 32 TB)

Slide 4 - Tekstslide

Vocabulary D/G/H/I (p. 32 + 33 TB)

Slide 5 - Tekstslide

Grammar 5 (p. 29 TB)

Slide 6 - Tekstslide

= veel

Slide 7 - Tekstslide

a lot of & lots of

Slide 8 - Tekstslide

Much vs. Many

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Summary
Much, many, a lot of & lots = veel 

Much: bij zelfstandige naamwoorden die je niet kunt tellen.
Many: bij zelfstandige naamwoorden die je wel kunt tellen 
A lot of/ Lots of = zowel bij woorden die je wel als die je niet kunt tellen.

Slide 11 - Tekstslide

_______ umbrellas

Slide 12 - Tekstslide

many /lots of / a lot of umbrellas

Slide 13 - Tekstslide

_______ coins

Slide 14 - Tekstslide

many / a lot of / lots of coins

Slide 15 - Tekstslide

_________ money 

Slide 16 - Tekstslide

much / a lot of / lots of money 

Slide 17 - Tekstslide

_______ spiders 

Slide 18 - Tekstslide

many / a lot of / lots of spiders 

Slide 19 - Tekstslide

________ traffic 

Slide 20 - Tekstslide

much / a lot of / lots of traffic 

Slide 21 - Tekstslide

(a) little or (a) few? 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Summary
(a) little & (a) few = weinig

(a) little: bij zelfstandige naamwoorden die je niet kunt tellen.
(a) few: bij zelfstandige naamwoorden die je wel kunt tellen. 


Slide 24 - Tekstslide

Let's practise
- Do ex. 25 (p. 43 WB)

Are you done? 
- Study grammar 5
- Slim stampen grammar 5
- Study words A/B/C/D/G/H/I
- Slim stampen vocabulary
- Quizlet
- Make flashcards

Slide 25 - Tekstslide

Homework
- Finish ex. 25
- Study grammar 5
- Study all words Theme 2

Slide 26 - Tekstslide