Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
quiz examen Nederlands mavo
Quiz examen Nederlands
1 / 23
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
In deze les zitten
23 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Quiz examen Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Hoe lang duurt het Centraal Examen Nederlands (zonder tijdverlenging)?
A
60 minuten
B
90 minuten
C
120 minuten
D
150 minuten
Slide 2 - Quizvraag
Uit hoeveel teksten bestaat het examen Nederlands?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 3 - Quizvraag
Welke leesmanier gebruik je als je wil weten wat het onderwerp is van een tekst?
A
zoekend lezen
B
grondig lezen
C
kritisch lezen
D
oriënterend lezen
Slide 4 - Quizvraag
Op welke manier wordt een tekst over het algemeen NIET ingeleid?
Door ….
A
een deskundige voor te stellen
B
een conclusie te trekken
C
de aanleiding te noemen
D
een voor de tekst belangrijke vraag te stellen
Slide 5 - Quizvraag
Wat wil men weten als er wordt gevraagd naar de aanleiding van het schrijven van de tekst?
A
Wat het doel is van de tekst
B
Voor wie de tekst bedoeld is (publiek)
C
Hoe de schrijver op het idee is gekomen om over dit onderwerp te gaan schrijven
D
Welke tekstsoort het is
Slide 6 - Quizvraag
Een artikel bestaat uit 7 alinea’s. Welke alinea’s vormen hoogstwaarschijnlijk het middenstuk?
A
alinea 2 t/m 6
B
alinea 2 t/m 7
C
alinea 1 t/m 6
D
alinea 3 t/m 5
Slide 7 - Quizvraag
Wat moet je doen als je een tussenkopje moet bedenken voor meerdere alinea’s?
A
Kijken waar de eerste alinea over gaat, daar zal de rest ook over gaan
B
Zoeken naar de overeenkomst tussen die alinea’s
C
Kijken waar de hele tekst over gaat
D
Zoeken naar de hoofdgedachte van de tekst
Slide 8 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband reden?
A
omdat
B
want
C
daarmee
D
daarom
Slide 9 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband opsomming?
A
bovendien
B
zoals
C
verder
D
ook
Slide 10 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen NIET bij elkaar?
A
Maar, daarentegen, echter
B
Op voorwaarde dat, als… dan, indien
C
Waarmee, het doel is, om te
D
Ook, soms, zoals
Slide 11 - Quizvraag
De oogst is mislukt, doordat het al maanden ontzettend heet is.
Welk tekstverband (en volgorde) zit in deze zin?
A
gevolg-oorzaak
B
oorzaak-gevolg
C
doel-middel
D
middel-doel
Slide 12 - Quizvraag
Welke uitspraak is NIET objectief?
A
Er wonen in Dubai 2,1 miljoen mensen.
B
In Dubai kun je in de zomer niet buiten voetballen.
C
De meeste inwoners van Dubai komen uit India.
D
In Dubai staat de hoogste toren van de wereld.
Slide 13 - Quizvraag
Welke uitspraak is NIET subjectief?
A
NAC heeft afgelopen zondag de beker gewonnen.
B
Ik hoop dat NAC naar de eredivisie promoveert.
C
NAC is de beste club van de wereld!
D
Ik vind NAC een leuke club.
Slide 14 - Quizvraag
Wat mag je NIET doen als er gevraagd wordt een lange zin uit een tekst te citeren?
A
Met aanhalingstekens het eerste en laatste woord met puntjes ertussen noteren.
B
Met aanhalingstekens de hele zin noteren.
C
Met aanhalingstekens alleen de regelnummers noteren.
D
Met aanhalingstekens de eerste en laatste twee woorden met puntjes ertussen noteren.
Slide 15 - Quizvraag
Welke uitspraak over de hoofdgedachte van de tekst is NIET juist?
A
Je kunt die vaak vinden in de eerste en/of laatste alinea van de tekst.
B
Het is een zin waarin het belangrijkste staat wat er over het onderwerp wordt gezegd.
C
Dat is hetzelfde als het onderwerp van de tekst.
D
Slide 16 - Quizvraag
Wat is meestal het voornaamste doel van een advertentie?
A
de lezer overtuigen
B
de lezer waarschuwen
C
de lezer informeren
D
de lezer tot handelen aansporen
Slide 17 - Quizvraag
Op welke manier sluit je je zakelijke brief of zakelijke e-mail af?
A
Tot ziens, + voor- en achternaam
B
Met vriendelijke groet, + voor- en achternaam
C
M.v.g. + voor- en achternaam
D
Groeten, + voor- en achternaam
Slide 18 - Quizvraag
Welke conventies gelden NIET bij een artikel?
A
titel
B
indeling in alinea’s
C
beleefd taalgebruik
D
slotformule
Slide 19 - Quizvraag
Het examen Nederlands start om 13.30 uur. Hoe laat moet je uiterlijk aanwezig zijn?
A
13.30 uur
B
13.15 uur
C
13 uur
Slide 20 - Quizvraag
Als het ontruimingsalarm gaat, dan
A
ga ik zo snel mogelijk naar buiten
B
blijf ik gewoon doorwerken
C
leg ik mijn pen neer en wacht ik af
D
begin ik te gillen
Slide 21 - Quizvraag
Wanneer mag je de examenzaal verlaten?
A
Na het eerste uur
B
Altijd
C
Alleen op aanwijzing van de surveillant
D
Als je klaar bent
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
quiz examen Nederlands mavo
April 2024
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Quiz examen deel 2 Nederlands mavo
Maart 2024
- Les met
30 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
quiz examen Nederlands mavo
April 2024
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Examentraining 4 VMBO
Maart 2017
- Les met
15 slides
door
Examentraining
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4
Examentraining
Tekstverbanden en signaalwoorden
Februari 2024
- Les met
16 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Examentraining 2018
Mei 2018
- Les met
27 slides
door
Examentraining
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Examentraining
Toets tekstverbanden
Oktober 2024
- Les met
19 slides
Nederlands
Secondary Education
Quiz eindexamen M4B
April 2024
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4