Methoden mengen en kneden
Naast de gewone methode kennen wij ook :
inwassen:
Sommige bakkers werken met degen die veel water bevatten. Als je deze hoeveelheid in één keer toevoegt, is de kans groot dat je deeg te vloeibaar wordt. Om die reden kun je werken met inwassen. Het betekent dat je het water in delen toevoegt. Het wordt ook wel bijwassen of hydrateren genoemd. In het recept staat dit water vaak apart vermeld als ‘inwaswater'. Je kunt wel tot 10% water inwassen. Begin bijvoorbeeld met 65% water en voeg later nog eens 10% inwaswater toe.
Moment van inwassen
Je voegt het inwaswater pas toe als de glutenstructuur voldoende is ontwikkeld. Dit is aan het einde van het kneedproces. De hoeveelheid water die je aan het deeg toevoegt, hangt af van het type bloem of meel en de kwaliteit van eiwit erin. Ook de vorm van het brood speelt een rol. Hoe meer water je namelijk toevoegt, hoe slapper het deeg wordt. Dat betekent dat je het eerst nog wel kunt opmaken tot bijvoorbeeld een stokbrood, maar bij 75 tot 80% hydratatie is de kans groot dat dat niet meer lukt en dat je het deeg in een mandje laat rijzen en daarna bakt.
Inwassen is een handige manier om de deegtemperatuur te beïnvloeden. Is je deeg te warm, dan voeg je wat kouder water toe.