Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Toets oefenen Bl2 grammatica&spelling BK2
Hoe haal je de pv uit de zin?
1 / 50
volgende
Slide 1:
Open vraag
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
In deze les zitten
50 slides
, met
interactieve quizzen
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Hoe haal je de pv uit de zin?
Slide 1 - Open vraag
Wat is de pv?
Elke morgen eet de man een boterham
A
morgen
B
eet
C
de man
D
boterham
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de pv?
De koe en het kalf zijn allebei in de stal gezet.
A
koe
B
zijn
C
stal
D
gezet
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het wwg?
Heb jij Arda wel eens een pen zien stelen?
A
heb
B
zien stelen
C
heb zien stelen
D
stelen
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het wwg?
Dani is zijn huiswerk vergeten te maken.
A
is
B
is zijn
C
is vergeten
D
is vergeten te maken
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het wwg?
Shane slaapt het liefst in de klas.
A
Shane
B
slaapt
C
slaapt het liefst
D
slaapt in de klas
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het wwg?
Shane slaapt het liefst in de klas.
A
Shane
B
slaapt
C
slaapt het liefst
D
slaapt in de klas
Slide 7 - Quizvraag
Schrijf de ik-vorm (tt) van
het werkwoord 'instappen'
Slide 8 - Open vraag
Schrijf de hij-vorm (tt) van
het werkwoord 'leeglopen'
Slide 9 - Open vraag
Schrijf de hij-vorm (tt) van
het werkwoord 'opruimen'
Slide 10 - Open vraag
Schrijf de wij-vorm (tt) van
het werkwoord 'weggooien'
Slide 11 - Open vraag
Wat is de stam van een werkwoord?
Slide 12 - Open vraag
Wat is de stam van het werkwoord:
rennen
A
ren
B
renn
C
rennen
D
rent
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de stam van het werkwoord:
dwalen
A
dwal
B
dwaal
C
dwalen
D
dwalt
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de stam van het werkwoord:
reizen
A
reizen
B
reis
C
reiz
D
reizt
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de ik-vorm van het werkwoord:
slagen
A
slaag
B
slag
C
slaagt
D
slagen
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de ik-vorm van het werkwoord:
schaatsen
A
schaatsen
B
schaatst
C
schaats
D
schat
Slide 17 - Quizvraag
Maak met 4 zinsdelen een zin met het werkwoord 'gooien'
Slide 18 - Open vraag
Maak met 4 zinsdelen een zin met het werkwoord 'afpakken'
Slide 19 - Open vraag
Vul het juiste woord in(vt):
De jongen ......... (rennen) over het veld.
Slide 20 - Open vraag
Vul het juiste woord in(vt):
Hij ......... (reizen) naar huis.
Slide 21 - Open vraag
Vul het juiste woord in(vt):
Wij......... (spelen) in de sporthal.
Slide 22 - Open vraag
Vul het juiste woord in(vt):
De docenten......... (leren) ons Techniek.
Slide 23 - Open vraag
Op welke drie manieren kan je checken of een woord een zelfstandig naamwoord is?
Slide 24 - Open vraag
Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart
Slide 25 - Quizvraag
Vul het juiste woord in.
Hij ..................... lichte en donkere kleuren in zijn kunstwerk.
A
combineerde
B
beweerde
C
selecteerde
D
verspreidde
Slide 26 - Quizvraag
Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
astronaut
B
piloot
C
lanceren
D
raket
Slide 27 - Quizvraag
Blij met de laatste vraag?
Slide 28 - Open vraag
Vul het juiste woord in.
Een auto .................... meestal ........ 4 wielen, een motor en een stuur.
A
rijdt
B
verspreidt
C
bestaat uit
D
betreft
Slide 29 - Quizvraag
Vul het juiste woord in.
De hete motor van de auto moest eerst......................
A
afkoelen
B
opwarmen
C
herstellen
D
reanimeren
Slide 30 - Quizvraag
Vul het juiste woord in.
'Ik wacht niet langer, ik wil .......... een antwoord!'
A
morgen
B
direct
C
meteen
D
een vaag
Slide 31 - Quizvraag
Vul het juiste woord in.
Door de ontsteking in zijn ..................... was hij steeds verkouden.
A
ruimtes
B
holtes
C
gaten
D
holen
Slide 32 - Quizvraag
Leg in je eigen woorden uit wat een synoniem is.
Slide 33 - Open vraag
Wat is een synoniem voor:
rennen
A
hollen
B
vluchten
C
huppelen
D
sprinten
Slide 34 - Quizvraag
Wat is een synoniem voor:
vies
A
goor
B
smerig
C
kots
D
spuug
Slide 35 - Quizvraag
Wat betekent:
aanbieden
A
geven
B
nemen
C
krijgen
D
vragen
Slide 36 - Quizvraag
Wat betekent:
een verantwoord onderzoek
A
een raar onderzoek
B
een duur onderzoek
C
een oud onderzoek
D
een veilig onderzoek
Slide 37 - Quizvraag
Wat betekent:
verspreiden
A
verdelen
B
verkopen
C
versturen
D
vervangen
Slide 38 - Quizvraag
Maak een goede zin met het woord:
raadplegen
Slide 39 - Open vraag
Wat is niet beleefd in een e-mail?
A
Hé meester....
B
Ja, dag, dat ga ik niet doen!
C
Ik hoor graag van u.
D
Wat denk je zelf!
Slide 40 - Quizvraag
Wat is wel beleefd in een e-mail naar de directeur van de school?
A
Beste mijnheer,
B
Toedeloe
C
met vriendelijke groet,
D
de mazzel
Slide 41 - Quizvraag
Wat doe je o.a. wanneer je de inhoud van een tekst gaat verkennen?
A
je leest de titel en tussenkopjes.
B
je bekijkt de afbeeldingen.
C
je leest alle teksten
D
je voorspelt waar de tekst over gaat.
Slide 42 - Quizvraag
Wat doe je om een tekst te begrijpen?
A
je leest steeds een klein stukje tekst.
B
je probeert voor je te zien wat je leest.
C
je kijkt naar alle afbeeldingen.
D
je leest de bron.
Slide 43 - Quizvraag
Welke tekstvorm past het best bij een overtuigende tekst?
A
een nieuwsbrief
B
een krant
C
een advertentie
D
een schoolkrant
Slide 44 - Quizvraag
Welke tekstvorm past het best bij een informerende tekst?
A
een folder
B
een krant
C
een advertentie
D
een schoolkrant
Slide 45 - Quizvraag
Wanneer ik grondig lees, dan ....
A
wil ik de tekst helemaal begrijpen
B
wil ik de tekst een beetje begrijpen
C
dan lees ik alleen de eerste regel
D
dan lees ik alleen de tussenkoppen
Slide 46 - Quizvraag
Wanneer ik zoekend lees, dan ....
A
lees ik de hele tekst
B
gebruik ik de tussenkoppen
C
gebruik ik een vergrootglas
D
pak ik een woordenboek.
Slide 47 - Quizvraag
Leg in je eigen woorden uit wat ze bedoelen met:
'het onderwerp van een tekst'
Slide 48 - Open vraag
Leg in je eigen woorden uit wat een alinea en een tussenkopje met elkaar te maken hebben.
Slide 49 - Open vraag
Leg in één woord uit wat je van deze quiz vond.
Slide 50 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
groep 7 werkwoordcito oefenen
Maart 2023
- Les met
35 slides
nederlands
Primary Education
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd - basisregels en stappen
Oktober 2023
- Les met
42 slides
Nederlands
Primary Education
Age 7
groep 8 werkwoord spelling cito
Oktober 2024
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
17 dagen geleden
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
Spelling persoonsvorm in de tt
Juni 2019
- Les met
36 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
groep 8 werkwoord spelling cito
10 dagen geleden
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
Proefles o.v.t. zwakke en sterke werkwoorden, 1F
April 2018
- Les met
27 slides
door
SCORE Nederlands vo/mbo
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mbo
Taalverzorging Spelling
Oktober 2021
- Les met
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2