Bijvoeglijk naamwoord - H/V 1__

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Les objectifs
_Lesdoelen_ 
  • - Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en wat het doet in het Frans.
  • - Ik kan het bijvoeglijk naamwoord aanpassen aan het onderwerp waar het bij staat.
  • -Ik kan iemand/iets omschrijven in het Frans.                

Adjectif qualificatif
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Quel est l'adjectif dans cette phrase?
(Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?)


A

Slide 3 - Quizvraag

A-Lees de volgende zinnen en probeer het patroon te ontdekken in het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden.
C'est une grande maison.
Il a un petit chien.
Elle a une belle robe.
Nous avons un nouveau prof.
Vous avez des voisins gentils.


Wat valt jullie op aan de vorm van het bijvoeglijk naamwoord? 

Slide 4 - Tekstslide

Wat valt jullie op?
 Het bijvoeglijk naamwoord in het Frans vormt zich naar het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort!
zowel op gebied van getal als geslacht .

Slide 5 - Tekstslide

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord (blz. 36)
Zelfstandig naamwoord is: 
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es
voorbeeld
voorbeeld
enkelvoud
Il est petit
Elle est petite
meervoud
Ils sont petits
Elles sont petites

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -e of -s (blz. 37)
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e? Dan krijgt het geen extra e bij de vrouwelijke vorm.
un garçon timide - une fille timide

Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -s? Dan krijgt het geen extra s bij de mannelijke vorm in het meervoud.
un éléphant gris - des éléphants gris

Slide 8 - Tekstslide

Even oefenen..
Faire les exercices: (5min)

30d (blz. 36)
30e (blz. 36)
31b (blz. 37)
Daarna samen corrigeren 





Slide 9 - Tekstslide

Samengevat
  1. Een bijvoeglijk naamwoord zegt altijd iets over een zelfstandig naamwoord of persoon.
  2. Het staat direct voor of achter het zelfstandig naamwoord, de naam van de persoon OF na het woordje est/sont
  3. Kijk of het zelfstandig naamwoord mannelijk/vrouwelijk/meervoud is.
  4. Voeg de juiste uitgangen toe aan het bijvoeglijk naamwoord (-/e/s/es)
  5. Let op: geen dubbele e of !!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide