K1 H4 Een tegenstelling zoeken les 1

Tegenstelling
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tegenstelling

Slide 1 - Tekstslide

Twee woorden die precies het omgekeerde betekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Groot
Klein

Slide 3 - Tekstslide

Snel
Langzaam

Slide 4 - Tekstslide

Vies
Lekker

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de tegenstelling van:
schoon?
A
fris
B
lekker
C
vies
D
rein

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het tegenoverstelde van nep?
A
Echt
B
Raar
C
Lelijk
D
Vals

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de tegenstelling van:
netjes
A
keurig
B
mooi
C
fantastisch
D
slordig

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de tegenstelling van eenvoudig?
A
Simpel
B
Meervoudig
C
Makkelijk
D
Ingewikkeld

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van dicht?
A
Gesloten
B
Koud
C
Open
D
Vast

Slide 10 - Quizvraag

tegenstelling van:
vergroten
A
verdelen
B
verkleinen
C
boos
D
vertragen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van man?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het tegenovergestelde van:
op tijd?

Slide 13 - Open vraag

Opdracht! Schrijf zo veel mogelijk tegenstellingen op in één minuut.
timer
1:00

Slide 14 - Open vraag

Tegenstellingen kun je vaak herkennen aan bepaalde woorden in een zin:


Dit noemen we SIGNAAL woorden

Slide 15 - Tekstslide

De signaalwoorden van een tegenstelling zijn:

Maar, echter, toch, tegenover en daarentegen.

Slide 16 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft in de zin de tegenstelling aan:

Ik vind school leuk, maar huiswerk stom.
A
maar
B
stom
C
ik
D
huiswerk

Slide 17 - Quizvraag

Welk signaalwoord geeft in de zin de tegenstelling aan:

Ik hou van friet met ketchup, maar niet van friet met mayo

A
ik
B
friet
C
maar
D
graag

Slide 18 - Quizvraag

Nu zelf aan de slag:
Blz. 102/103
Maak de opdrachten 1 tm 3
Klaar? Numo onderdeel Leestekens

Slide 19 - Tekstslide