LAATSTE LES VOOR TOETS

Goedemorgen!
  • Mobiel in je tas
  • Petten af / jassen uit
  • Schrift en pen op tafel
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!
  • Mobiel in je tas
  • Petten af / jassen uit
  • Schrift en pen op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Planning van vandaag
  • Cijfers
  • Waar staan jullie?
  • Overzicht toetsstof
  • Oefenvragen maken

Slide 2 - Tekstslide

5 architectuurstromingen:
  1. Modernisme
  2. Structuralisme
  3. Postmodernisme
  4. Supermodernisme
  5. Neotraditionalisme
Dimensies:
Toegepast & Autonoom
Ambachtelijk & Industrieel
5 design stijlen:
1. Bauhaus
2. Art Nouveau
3. Postmodernisme
4. Duurzaam design
5. Social design

 TERUGBLIK!

Slide 3 - Tekstslide

Hoe ver denk je te zijn?
Schrijf voor jezelf op hoe ver jij al denkt te zijn met het leren / oefenen voor de toets. 

1. Ik heb nog niks gedaan, dus denk dat ik nog niet genoeg weet / kan.
2. Ik heb goed m'n huiswerk gemaakt en meegedaan in de les, dus denk dat ik redelijk wat weet / kan.
3. Ik heb al een en ander voorbereid, dus denk dat ik al goed op weg ben met wat ik moet weten / kunnen.


Slide 4 - Tekstslide

Hoe klaar voel je je al voor de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

Slide 6 - Tekstslide

Bij welke architectuurstroming zou je dit gebouw kunnen indelen?
A
Modernisme
B
Structuralisme
C
Postmodernisme
D
Supermodernisme

Slide 7 - Quizvraag

Noem één kenmerk waaraan je kon herkennen dat dit gebouw bij deze stroming hoort.

Slide 8 - Open vraag

Bij welke architectuurstroming hoort de uitspraak: "form follows function"?
A
Structuralisme
B
Modernisme
C
Supermodernisme
D
Neotraditionalisme

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Is de stoel op de vorige afbeelding "toegepaste kunst"? Leg uit waarom.

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent "Gesamtkunstwerk"?
A
Een gebouw waar mensen in een community kunnen leven.
B
Een kunstwerk dat door meerdere mensen is gemaakt.
C
Verschillende soorten kunsten en ambachten komen samen in één uiting
D
Een stroming in de architectuur én design.

Slide 12 - Quizvraag

Welk kenmerk hoort bij de designstroming Bauhaus?
A
Degelijk design voor een groot publiek beschikbaar
B
Organische lijnen en vormen
C
Uitbundige decoraties
D
Sociaal betrokken

Slide 13 - Quizvraag

Wat is géén kenmerk van De Amsterdamse School?
A
Veel gebruik van baksteen
B
Expressieve vormen
C
Gemaakt voor de rijken
D
Ambachtelijk

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn de zes architectuurkenmerken?

Slide 15 - Open vraag

Hoe kijk je naar gebouwen?

- Functie: waarvoor wordt het gebouw gebruikt? Zie je dat terug in ontwerp?

- Vorm: omschrijf wat je ziet.

- Omgeving: past het wel of niet in de omgeving? Wat zegt dat?

- Materiaal: eerst stenen/hout (massief), toen  marmer (luxe), toen beton,
   staal en glas (nieuwe mogelijkheden en licht/modern).

- Constructie: wat zit erachter / er in?

- Visie: waarom heeft de architect het zo gemaakt? Wat is het idee?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Drie verdiepende vragen
De Van Nellefabriek is een voorbeeld van modernistische architectuur. Het moest een paleis worden voor de moderne arbeider. Dit sloot aan bij het ideaal van de verheffing (=verbeteren van de positie/ontwikkeling) van de arbeider.

Licht aan de hand van twee kenmerken van het modernisme toe hoe dit ideaal van de verheffing terug te zien is in het ontwerp van De Van Nellefabriek.  

Slide 18 - Tekstslide

Architectuur

Belangrijke stromingen laatste 100 jaar:

- Modernisme

- Structuralisme

- Postmodernisme

- Neotraditionalisme

- Supermodernisme

Slide 19 - Tekstslide

Modernisme

- Vanaf 1920

- Functioneel

- Form follows function /
less is more

- Geen decoraties

- Moderne materialen

Slide 20 - Tekstslide

Structuralisme

- Reactie op modernisme

- Kleinschalig

- Menselijke maat

- Kleine eenheden

- Geometrische vormen


Slide 21 - Tekstslide

Postmodernisme

- Reactie op modernisme

- Uitbundige kleuren

- Vrije vormen / speels

- Vormen uit verleden


Slide 22 - Tekstslide

Neotraditionalisme

- Eind 20e eeuw

- Reactie op modernisme

- Retro: stijlen uit verleden

- Kleinschalig ("dorps")

- "Traditioneel Hollands"

Slide 23 - Tekstslide

Supermodernisme

- Vanaf 2000
- Strak en industrieel

- Digitaal ontworpen:
   opvallende vormen

- Statement ("Kijk mij!")


Slide 24 - Tekstslide

Amsterdamse school

Slide 25 - Tekstslide

  • 1910-1930 (valt onder Modernisme)
  • Geen 'school' > een groep Nederlandse architecten 
  • Eigen manier van vormgeven 
    > Ze zijn in de 'leer'

     
  • Expressief! (levendig/sprekend)
  • Inspiratiebron: Natuur > grotten, rotsen, kristalvormig
  • ronde gevels en uitbundige (hoek)decoraties
  • AMBACHT! Komt hierin terug  
  • Architectuur verandert de samenleving = Iedereen is gelijk!

Slide 26 - Tekstslide

Amsterdamse school 
(Het scheepvaart huis)
  • Totaalkunstwerken 
    Gesamtkunstwerk
  • Verschillende soorten ambachten komen samen! 
  • Baksteen, decoratief metselwerk, gevels vol versieringen, glas in lood, hout, graniet, marmer, details van smeedijzer (art nouveau)

Slide 27 - Tekstslide

Design
Wat is de definitie van design?

Welke designstromingen zien we hier, welke kenmerken horen hierbij?


Slide 28 - Tekstslide

Autonoom & Toegepast

Wat is het verschil tussen autonoom en toegepast?

Kan iets ook nu autonoom zijn, en vroeger toegepast?
en andersom..?

Slide 29 - Tekstslide

Autonoom / toegepast ?

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

           Oefenvragen
1. Hoe zijn de designstroming Art nouveau én de architectuurstroming postmodernisme beide te herkennen in dit gebouw? Benoem per stroming, twee kenmerken.

Slide 32 - Tekstslide


Vraag 2:

Hoe zijn de uitgangspunten van het modernisme terug te zien in dit huis? Benoem aan de hand van materiaal, vorm, constructie, omgeving.

Slide 33 - Tekstslide

vraag 3:
Bij welke designstroming past dit meubelstuk als het gaat om voorstelling en vormgeving en is dit designstuk autonoom of toegepast? 

Slide 34 - Tekstslide

4. Onder welke architectuurstroming valt het gebouw The George op de Zuidas?
Let op, een combinatie van architectuurstromingen is soms ook mogelijk, mits juist onderbouwd.  
links =voorkant gebouw
rechts= achterkant gebouw

Slide 35 - Tekstslide

Reageren op een kunstvorm. Wat is dat? 

Slide 36 - Tekstslide

Een vraag over kunst beantwoorden is ook reageren.

Bijvoorbeeld in een PTA opdracht bij CKV...

Jouw reactie, die vaak intern is, moet dan in tekst vertaald worden (extern ). Zodat je voor een lezer goed navolgbaar bent. 


Slide 37 - Tekstslide

Goed antwoord geven op een vraag over kunstvormen.

  • Stap 1: Bepaal de vormgeving  (HOE wordt iets uitgebeeld?).  ALLES WAT JE OGEN ZIEN (materiaal, kleur).
  • Stap 2: Bepaal de voorstelling  (WAT stelt het voor?).
  • Stap 3: Een onderbouwd antwoord -> Koppel het hoe en het wat aan elkaar (Hier kun je ook kwijt of dit goed of slecht gedaan is ---> jouw onderbouwde mening). 

Slide 38 - Tekstslide

Voorbeeldvraag:
Je krijgt bijvoorbeeld informatie over een gebouw, of een ander kunstwerk (design). Aan de hand van deze informatie ga je een aantal vragen beantwoorden. Hier kan bijvoorbeeld bij zitten: Onder welke stroming valt een gebouw? 

Alleen de stroming opschrijven is NIET voldoende. Maak je antwoord inzichtelijk.



Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Voorbeeldantwoord:
Ik zie een gebouw met kleinere vierkante vormen, die samen een groter geheel vormen. (HOE) Hierin is de kleinschaligheid en de menselijke maat van het structuralisme te herkennen. (WAT). 

Als het wordt gevraagd kan je hier nog stap drie (je mening /inzicht) aan koppelen. 

Slide 41 - Tekstslide

Voorbeeld van een ONJUIST antwoord:


Dit gebouw hoort bij het structuralisme. Dit zie ik door de vorm.

Slide 42 - Tekstslide

Twee algemene leertips:
Tip 1 : Onderbouw je antwoord altijd! Een enkel begrip levert geen punten op. Bedenk altijd ‘waarom’ je iets vindt.

Tip 2: Vraag jezelf bij elke architectuurstroming af, wat kan de keuze voor deze architectuurstijl voor positieve werking hebben op de bewoners van dat huis. Zijn er ook negatieve kanten?

Slide 43 - Tekstslide