In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Onderdelen in deze les
1
De verovering van een groot rijk.
Slide 1 - Tekstslide
Kijk in je boek naar bron 2 Welke jaartallen horen er bij deze bron?
Slide 2 - Open vraag
Leg uit wat een republiek is. Zoek dit op in je tekstboek.
Slide 3 - Open vraag
De senaat is een Romeinse 'uitvinding'. Wat is de senaat?
A
Een groep mannen die rijk zijn door de handel
B
De senaat is een plein midden in Rome.
C
Een groep mannen met veel politieke macht
D
Een plek om te bidden tot de goden.
Slide 4 - Quizvraag
Rome als stadstaat
Rome als republiek
Koning
Senaat
Twee consuls
Geen koning
Geen Senaat
Slide 5 - Sleepvraag
Deze twee mannen moeten de consuls voorstellen. Leg uit waarom zij zo belangrijk waren. Gebruik je boek voor het antwoord.
Slide 6 - Open vraag
Vergadering bestaande uit honderden mannen.
Hadden vetorecht
2 mannen gekozen door de senaat
Stemden over wetsvoorstellen
Taak om oorlog te voeren
SENAAT
CONSUL
Slide 7 - Sleepvraag
Sleep de steden naar de juiste plek
Rome
Carthago
Slide 8 - Sleepvraag
Waarom voerden de Romeinen oorlog met de stad Carthago? Schrijf je antwoord als volgt op: De Romeinen voerden oorlog met Carthago, omdat … (geef een reden).
Slide 9 - Open vraag
Twee filmvragen. A. Wat gebeurd er met Carthago na de 3e oorlog? B. Op welke twee manieren worden de Romeinen hierdoor rijker?
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Video
1. Caesar moet van de senaat alleen en zonder leger naar Rome komen maar Caesar is bang dat hij daar wordt gearresteerd. Waarom zouden de senatoren dit zo hebben geëist? (zelf verzinnen, denk ook aan de tekst uit Memo). 2. Caesar steekt de.................over en hij wil......................worden en jij wil rode................ 3. Wat betekent: 'De teerling is geworpen'?
Slide 12 - Open vraag
0
Slide 13 - Video
Leg zo duidelijk mogelijk uit wie was Caesar en wie was Augustus was?
Slide 14 - Open vraag
Caesar was geen:
A
Dictator
B
Legerleider
C
Romein
D
Keizer
Slide 15 - Quizvraag
Bekijk de film. 1. Wat gebeurt er als Caesar met zijn leger naar Rome gaat? 2. Caesar werd toen de eerste? Zoek ook op (Google) wat dit betekent 3. Wat wil Cleopatra van Caesar? 4. Met wie was Cleopatra getrouwd?
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Video
Welk jaartal past er bij deze afbeelding van Julius Caesar. Maak een keuze en leg je antwoord uit. Gebruik je boek A: 509 voor Chr. B: 1e eeuw voor Chr. C: 27 voor Chr.
Slide 18 - Open vraag
3
De Grieks-Romeinse cultuur
Slide 19 - Tekstslide
1. Wat is er typisch Romeins aan dit aquaduct? Zie ook je tekstboek. 2. Wat was hiervan het voordeel?
Slide 20 - Open vraag
Wat namen de Romeinen over van de Grieken?
De aquaducten
De bouwkunst
De goden
De paardenrennen
Het maken van beelden
Het vereren van keizers als goden
Slide 21 - Sleepvraag
Tempel
Aquaduct
Badhuis
Huurkazerne
Slide 22 - Sleepvraag
Slide 23 - Video
1. Hoe lang was het aquaduct van Berg en Dal naar Nijmegen? 2. Wat is een chorobaat?
Slide 24 - Open vraag
Slide 25 - Video
1. Hoeveel aquaducten had het oude Rome? 2. Steden en legerplaatsen hadden veel drinkwater nodig. Schrijf de vijf voorbeelden op. 3. Wat is er allemaal gevonden in het Romeinse Nijmegen wat met water te maken heeft?
Slide 26 - Open vraag
Wie waren de Germanen?
A
Een groep volken uit het gebied van Nederland en Duitsland
B
Een groep volken uit het gebied van Duitsland en Polen
C
Dat waren alleen de Bataven die woonden bij de rivieren.
D
Dat waren verschillende volken die woonden in de Ardennen.
Slide 27 - Quizvraag
Ten noorden van de Romeinse grens wonen de Germanen. Wij dus ook, de dorpelingen. De meeste Germanen weten niet dat ze Germanen zijn, want de Romeinen hebben deze naam bedacht. Welke onderstaande woorden horen bij de Romeinen en welke bij ons?
Romeinen
Germanen
verharde wegen
onverharde wegen
keizer en generaals
koningen en hoofdmannen
dorpen
dorpen en steden
een rijk
verschillende groepen
Latijn
gebouwen van steen
gebouwen van hout
Jupiter
Slide 28 - Sleepvraag
Deze opdracht gaat over romanisering. Dat is het overnemen van de Romeinse cultuur.
Wat is GEEN voorbeeld van romanisering?
A
Een Bataafse militair gelegerd in Noord-Engeland schrijft in het Latijn een brief aan zijn vader.
B
Een Frieze handelaar koopt in Noviomagus potten met Romeins muntgeld om deze ten noorden van de grens weer te verkopen.
C
Een Germaanse vrouw gaat wekelijks naar het badhuis in Mosa Traiectum om een middag te ontspannen.
D
Een Keltische bard (een zanger) zingt liederen over de heldendaden van Keltische helden van vroeger.
Slide 29 - Quizvraag
Welke afbeeldingen passen WEL bij 'romanisering'?
Slide 30 - Sleepvraag
Oorzaak of gevolg van romanisering
De Romeinse munt wordt het betaalmiddel in veroverde gebieden
Romeinse soldaten gaan wonen in veroverde gebieden
De Romeinse cultuur wordt door burgers in veroverde gebieden overgenomen
Oorzaak
Gevolg
Oorzaak
Slide 31 - Sleepvraag
4
Het christendom in het Romeinse Rijk
Slide 32 - Tekstslide
Wat is het Christendom?
A
Geloof in meerdere goden
B
Geloof in Griekse goden
C
Geloof in de goddelijkheid van de keizer
D
Geloof in 1 God volgens de leer van Jezus Christus
Slide 33 - Quizvraag
Hoe is het christendom ontstaan?
A
Joden gingen Jezus Christus volgen en zagen hem als de zoon van God die alle mensen zou verlossen.
B
Het christendom is niet ontstaan, het bestond al.
C
Het christendom heeft het Jodendom vervangen, het was een soort verbeterde versie daarvan.
D
Het christendom is bedacht door de Romeinen om het Jodendom tegen te houden.
Slide 34 - Quizvraag
Onder wie was het christendom populair?
A
Vrouwen en kinderen
B
Slaven en rijke inwoners
C
Vrouwen, armen en slaven
D
Het leger
Slide 35 - Quizvraag
Gevolg
Oorzaak
Keizer Constantijn besluit tot het het toestaan van het christendom.
Het christendom verspreid zich verder
Slide 36 - Sleepvraag
Zet op de juiste volgorde, van vroeger naar later
Vervolgens
Tenslotte
Als eerste
Daarna
Het christendom ontstaat
Het christendom wordt verboden
Het christendom wordt de staatsgodsdienst
Alleen het christendom wordt toegestaan
Slide 37 - Sleepvraag
Romeinen en christendom
Slide 38 - Woordweb
Bekijk de bron goed Geef nu een goede reden waarom deze munt niet uit het jaar 54 tot 68 na Chr. kan komen.