1.4 Kom je uit met je geld?

Kom je uit met geld?
Welkom!

Pak je boek, schrift en rekenmachine!

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kom je uit met geld?
Welkom!

Pak je boek, schrift en rekenmachine!

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
-Je weet welke soorten inkomens er zijn.
-Je kunt een begroting opstellen van je eigen inkomsten en uitgaven.
-Je kunt bedragen omrekenen van week naar maand en omgekeerd.
-Je kunt de drie groepen uitgaven benoemen.
-Je kunt berekenen hoeveel geld je moet reserveren. 

Slide 2 - Tekstslide

Soorten inkomens
Inkomen uit arbeid
(loon)
Inkomen uit bezit
(winst)
Overdrachtsinkomen
(uitkering)

Slide 3 - Tekstslide

Loon of salaris
Als je voor een baas werkt.

Eigenlijk iedereen die werkt en geen eigen baas is!

Slide 4 - Tekstslide

Winst
Als je een eigen bedrijf hebt en winst maakt. 

Slide 5 - Tekstslide

Uitkering
Geld dat je van de overheid krijgt.

De reden kan zijn omdat je niet meer kunt werken. 

Slide 6 - Tekstslide

Soorten uitgaven
Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven

Slide 7 - Tekstslide

Huishoudelijke uitgaven / dagelijkste uitgaven
Zijn de gewone uitgaven die je voor je huishouden doet.

Voorbeelden:
De wekelijkse boodschappen
Cadeau voor je zusje
Uitgaan 
Persoonlijke verzorging

Slide 8 - Tekstslide

Vaste lasten
Uitgaven die met een regelmaat terugkeren.

Bijvoorbeeld:
-Sportabbonement
-Gas, water en licht
-Contributie

Slide 9 - Tekstslide

Incidentele uitgaven
Meestal grote uitgaven die je maar af en toe doet.

Bijvoorbeeld:
Auto gaat kapot
Op vakantie gaan
Wasmachine gaat kapot etc.

Slide 10 - Tekstslide

Begroting
Begroting = overzicht van verwachte inkomsten en verwachte uitgaven van een komende periode


Slide 11 - Tekstslide

Reserveren
Reserveren = elke maand geld opzij leggen om later grote uitgaven te kunnen betalen

Berekening:
Reservering per maand =
benodigd bedrag ÷ aantal maanden

Slide 12 - Tekstslide

Rekenen
Omrekenen van week naar maand


Omrekenen van maand naar week

Slide 13 - Tekstslide

Weektaak:
Voor nu: 1.4

Weektaak: 1.4 + rekenen 

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.

Slide 15 - Quizvraag

Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.
A
inkomen
B
budget
C
schadeverzekering
D
reserveren

Slide 16 - Quizvraag

Welke soorten uitgaven kun je onderscheiden?
A
Huishoudelijke uitgaven en vaste lasten
B
Dagelijkse lasten en vaste huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele, huishoudelijke uitgaven, vaste Lasten
D
Kleine en grote uitgaven

Slide 17 - Quizvraag

De huur van het huis is een voorbeeld van
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 18 - Quizvraag

Op vakantie gaan is een voorbeeld van?
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele uitgaven

Slide 19 - Quizvraag

Je wilt een nieuwe fiets van €300 kopen. Je hebt al €60 gespaard. Hoeveel moet je per maand reserveren om de fiets over 8 maanden te kunnen kopen?

Slide 20 - Open vraag

Je tel abonnement kost €19,50 per maand. Hoeveel is dat per week?

Slide 21 - Open vraag

Een begroting is een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de vorige periode.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Weektaak:

Slide 23 - Tekstslide