vruchten en zaden
1 / 23
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat hoort waarbij?
Insectenbloemen
Windbloemen
Hoeveelheid stuifmeel
Kenmerk stuifmeel
Stamper zit IN / BUITEN
de kroonbladeren
de kroonbladeren
Veel
Weinig
Licht
Plakkerig
in
buiten
Slide 3 - Sleepvraag
Een insectenbloem heeft heel veel stuifmeel, zo'n bloem heeft meer stuifmeel van dan een windbloem.
A
Waar
B
Nietwaar
Slide 4 - Quizvraag
Uit een vruchtbeginsel kan een zaad en meerdere vruchtbeginsels groeien.
A
Goed
B
Fout
Slide 5 - Quizvraag
Wat ontstaat er uit het
vruchtbeginsel?
vruchtbeginsel?
A
een vrucht
B
een komkommer
C
een appel
D
een tomaat
Slide 6 - Quizvraag
Wat zit er in een vruchtbeginsel?
A
stuifmeelkorrels
B
zaadbeginsel
Slide 7 - Quizvraag
1. Nectar is stuifmeel.
2. Windbloemen hebben grote meeldraden die veel stuifmeel maken.
2. Windbloemen hebben grote meeldraden die veel stuifmeel maken.
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar
2 nietwaar
D
1 nietwaar
2 waar
Slide 8 - Quizvraag
Stuifmeel wordt verspreid door
A
Insecten
B
De wind
C
Zowel insecten als de wind
D
De plant zelf, insecten en de wind
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Wat blijft er aan de vrucht zitten na de bevruchting
A
De meeldraden
B
De kroonbladeren
C
De kelkbladeren
D
De nectar
Slide 19 - Quizvraag
wat zijn erwten
A
De vrucht
B
De zaden
C
het vruchtbeginsel
D
Het zaadbeginsel
Slide 20 - Quizvraag
Pitten zijn hetzelfde als zaden
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quizvraag
geef een voorbeeld van een vrucht
