interactievaardigheden periode 2 les 1

School en didactiek
Periode 2 les 1
Interactievaardigheden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

School en didactiek
Periode 2 les 1
Interactievaardigheden

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
  • De student legt het begrip interactievaardigheid
uit
  • De student kan de interactievaardigheden
opnoemen
  • De student kan 1 praktijkvoorbeeld bij elke
interactievaardigheid opnoemen

Slide 2 - Tekstslide

Wat denk jij dat het begrip interactievaardigheden inhoud?

Slide 3 - Open vraag

Interactievaardigheden
Interactie= wisselwerking tussen jou en de leerlingen.
Je zorgt door een goede grondhouding dat kinderen zich veilig en prettig bij je voelen.
Je sluit je interactie aan bij de behoefte, niveau en leeftijd van het kind.



Slide 4 - Tekstslide

6 interactievaardigheden

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Sensitiviteit responsiviteit
(emotionele ondersteuning bieden)

Slide 7 - Tekstslide

In je vorige dia zag je een praktijk voorbeeld van sensitiviteit responsiviteit.
Leg uit waarom dit voorbeeld bij sensitiviteit responsiviteit hoort.

Slide 8 - Open vraag

Sensitiviteit responsiviteit
Een kind heeft anderen nodig om zich prettig te kunnen voelen en zich goed te kunnen ontwikkelen. Het heeft behoefte aan aandacht, warmte en emotionele steun.
Met responsiviteit wordt bedoeld dat onderwijsassistenten op een goede manier ‘antwoorden’ op de signalen van kinderen.
Je bent responsief wanneer je op de juiste manier inspeelt op de
signalen van het kind.
Het is daarvoor belangrijk om de emoties en gevoelens van kinderen, bijvoorbeeld bij angst of
verdriet, te verwoorden. 
Op deze manier laat de onderwijsassistent merken dat zij zich betrokken voelt bij wat het
kind doet, voelt en meemaakt, dat ze hier begrip voor heeft en het kind hierin ondersteunt.

Slide 9 - Tekstslide

Respect voor de autonomie
Met de interactievaardigheid ‘het kunnen respecteren van de autonomie’ wordt bedoeld dat de onderwijsassistent kinderen in de groep als individuen ziet en erkent; kinderen zijn allemaal mensen met hun eigen gewoontes, voorkeuren en ideeën.
Het erkennen van autonomie gebeurt aan de ene kant verbaal doordat de onderwijsassistent benoemt wat kinderen voelen, zien, ervaren.
Behalve dit soort verbale erkenning van de autonomie van kinderen kunnen onderwijsassistenten er voor zorgen dat kinderen veel dingen zelf mogen doen, eigen ideeën mogen uitproberen, zelf oplossingen mogen verzinnen.
Kortom: kinderen mogen zelf ervaringen opdoen. Het is voor kinderen waardevol om te ervaren dat zij zelf iets kunnen zoals iets oplossen of iets bedenken, pakken of doen. En dat op hun eigen manier.

Slide 10 - Tekstslide

Structuur en grenzen stellen
Bij structuren en grenzen stellen gaat het erom dat je goed duidelijk kan maken wat je van de kinderen in de groep verwachten en dat je ervoor zorgt dat de kinderen zich daar ook aan houden.

Onderwijsassistenten helpen kinderen zich aan de afspraken te herinneren en door tijdig in te grijpen als het er naar uit ziet dat een kind een regel vergeet; geeft ook duidelijke uitleg aan de kinderen over wat zij van hen verwacht in een bepaalde situatie zoals bij het uitvoeren van een taak of een werkje, een speelactiviteit 

Bij het aanbrengen van structuur hoort ook controle of de afspraken nagekomen worden.

Slide 11 - Tekstslide

Praten en uitleggen
Kinderen leren taal door een combinatie van drie aspecten:
taalaanbod (in de omgeving), taalproductie (door het kind) en feedback op het taalgebruik door de volwassenen om hen heen.
Door praten en uitleggen benoemt de onderwijsassistent wat ze doet en wat er gebeurt en benoemt ook wat de kinderen ervaren en hoe zij zich (zouden kunnen) voelen.

Slide 12 - Tekstslide

Ontwikkelingsstimulering
Bij ontwikkelingsstimulering gaat het om kinderen te begeleiden bij het vergroten van vaardigheden en kennis. 

Het gaat daarbij om verschillende ontwikkelingsgebieden zoals
cognitieve ontwikkeling, taalontwikkeling, motorische ontwikkeling en de sociaal emotionele
ontwikkeling.

Slide 13 - Tekstslide

Begeleiden van interacties
Tijdens het ‘samenleven’ op de groepen hebben kinderen onderling contact. Deze ervaringen kunnen hun sociaal emotionele ontwikkeling zowel positief als negatief beïnvloeden.

Dat betekent niet alleen dat de pedagogisch medewerker negatieve
situaties zoals ruzie in goede banen leidt, maar ook dat zij positieve
interacties tussen kinderen opmerkt, waardeert en beloont.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht
Werk elke interactie vaardigheid uit a.d.h.v. een eigen uitgebreid praktijkvoorbeeld.
Elk praktijkvoorbeeld moet minimaal een half A4 zijn.
Dit Word document plaats je op it's learning.
Deadline: 17-12-2021

Slide 15 - Tekstslide