Getallen tm 20 + être
1 / 33
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
In de zomer =
Slide 3 - Open vraag
Au printemps =
Slide 4 - Open vraag
En hiver =
Slide 5 - Open vraag
Le garçon
De jongen
Het meisje
Slide 6 - Poll
Pourquoi il fait froid ?
Wat betekent ''pourquoi''
Wat betekent ''pourquoi''
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Geef je antwoord:
Slide 9 - Open vraag
Le village
A
De stad
B
Het dorp
C
De week
D
De grond
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
0
Slide 13 - Video
Patrick is
A
Patrick est
B
Patrick es
C
Patrick sont
D
Patrick sommes
Slide 14 - Quizvraag
Patrick en Thomas zijn
A
Patrick et Tomas est
B
Patrick et Tomas êtes
C
Patrick et Tomas sont
D
Patrick et Tomas suis
Slide 15 - Quizvraag
ik ben
A
tu es
B
je suis
C
on est
D
il est
Slide 16 - Quizvraag
wij zijn
A
nous sommes
B
vous êtes
C
ils sont
D
elle est
Slide 17 - Quizvraag
u bent
A
tu es
B
nous sommes
C
elles sont
D
vous êtes
Slide 18 - Quizvraag
jij bent
Slide 19 - Open vraag
zij is
Slide 20 - Open vraag
zij zijn (m)
Slide 21 - Open vraag
ik ben
Slide 22 - Open vraag
jullie zijn
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
A. 16
B. 6
C. 13
D. 20
E. 14
F. 0
1. quatorze
2. vingt
3. six
4. treize
5. zéro
6. seize
Slide 26 - Sleepvraag
Qu'est-ce que c'est en néerlandais?
- seize
- seize
Slide 27 - Open vraag
Qu'est-ce que c'est en néerlandais?
- quinze
- quinze
Slide 28 - Open vraag
Qu'est ce que c'est 2 en français?
Slide 29 - Open vraag
Qu'est ce que c'est 4 en français?
Slide 30 - Open vraag
Qu'est ce que c'est 10 en français?
