Methodiek P3 Les 3

Methodiek Periode 3
Les 3
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
MethodiekMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Methodiek Periode 3
Les 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voordat we beginnen: hoe zit je erbij?
A
B
C
D

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vorige week: methodisch werken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In het examen B1-K1-W1 maak je methodisch een rapportage over de ontwikkeling van een kind op je stage.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werk je als onderwijsassistent of gespecialiseerd pedagogisch medewerker methodisch?
A
Nee
B
Ja

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kenmerk hoort niet bij methodisch werken?

A
Procesmatig
B
Productmatig
C
Doelgericht
D
Bewust

Slide 6 - Quizvraag

Doelgericht
Planmatig
Procesmatig
Bewust
Lesdoelen
  • Aan het einde van de les weet je de criteria van de gedragsobservatie en de productbeoordeling van het examen B1-K1-W1.
  • Aan het einde van de les weet je wat een beginsituatie is, waarom deze belangrijk is en hoe je deze opstelt.
Uit het boek: 4.4.1 / 4.5 / 9.5.1 / 9.5.3

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beginsituatie, wat is dat?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bij het omschrijven van de beginsituatie geef je informatie over het kind en zijn ontwikkeling. Aan wat voor soort informatie kan je denken?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Beginsituatie
  • Beschrijf de situatie van het kind voordat je bijv. het kind gaat begeleiden.
  • Geef een beeld van de huidige situatie, wie het kind is, de ontwikkeling van het kind en wat de mogelijkheden, interesses en behoeften zijn.
  • Maak hiervoor gebruik van verschillende informatiebronnen zoals observaties, verslagen oudergesprekken, gesprekken met het kind, kind-dossier, leerlingvolgsysteem, overleg met collega's etc.
In een dossier kan je bijvoorbeeld de volgende informatie vinden:
  • Persoonlijke gegevens (naam, geslacht, geboortedatum, gezinssamenstelling)
  • Ontwikkelingsverslagen
  • Observatieverslagen
  • Informatie over de achtergrond
  • Uitslagen van toetsen
  • Verslagen van gesprekken
  • Enzovoorts.

De informatie die is opgeschreven staat zwart op wit. Als je informatie over een kind opschrijft houdt dan dus altijd rekening met het doel ervan, dat de informatie kloppend is en of er bijvoorbeeld geen misverstanden kunnen bestaan over de interpretatie van de tekst.

Het dossier bevat privacygevoelige informatie. Ga dus zorgvuldig om met informatie die je verzamelt.

Slide 12 - Tekstslide

Eerst het tekstwolkje openen en dan pas de megafoon.
Waarom is de beginsituatie belangrijk?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is de beginsituatie belangrijk?
  • Kinderen hebben al een ontwikkeling doorgemaakt en hebben bepaalde dingen al wel of niet ontwikkeld. 
  • Kinderen hebben ervaringen opgedaan in hun leven. Hierdoor hebben ze bepaalde verwachtingen, behoeften, zekerheden, overtuigingen etc. opgebouwd.
  • De ontwikkeling van het kind is afhankelijk van de leeftijd.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is de beginsituatie belangrijk?
  • Om de juiste activiteiten methodisch aan te kunnen bieden, moet je de situatie, achtergrond, mogelijkheden, interesses en de behoeften van het kind onderzoeken.
  • Kinderen hebben een socialisatieproces doorgemaakt in hun sociale en culturele omgeving.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beginsituatie
Bij het omschrijven van de beginsituatie van een kind kan je denken aan:
  • Algemene gegevens van het kind
  • Ontwikkeling van het kind (cognitief, motorisch en sociaal-emotioneel) vergelijken met de theorie.
  • Wensen: wat vindt het kind leuk, met wie speelt het kind graag?
  • Behoeften: waar heeft het kind moeite mee, waar ligt de uitdaging van het kind en uit welk gedrag blijkt dit? Hoe begeleid je het kind hierin?
  • Geef ook altijd duidelijk aan waaruit dit blijkt (observatie, andere bron, gesprek met het kind etc.)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wens of behoefte?
Kind A vindt het erg leuk om met haar klasgenootjes buiten te spelen. Ik zie haar dan helemaal met alle kinderen mee in het spel opgaan.
A
Wens
B
Behoefte

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wens of behoefte?
De nauwkeurigheid van kind B in de vakken zoals taal en rekenen kan beter. Dit vonden ouders in het oudergesprek ook.
A
Wens
B
Behoefte

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wens of behoefte?
Kind C speelt vaak alleen, maar gaat toch vaker bij de andere kinderen zitten. Contact maken verloopt moeizamer doordat hij nog niet zo ver is in zijn taalontwikkeling. Dit blijkt uit het dossier.
A
Wens
B
Behoefte

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wens of behoefte?
Tijdens de vrije speelmomenten pakt kind D vaak een boekje of verkleedt zij zich. Dit heb ik gezien tijdens de vrije speelmomenten en blijkt uit een gesprek met mijn stagebegeleider.
A
Wens
B
Behoefte

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht in Break-Out Rooms
Maak met je groepje een beginsituatie van één van de groepsleden of bedenk een fictief persoon.
Noteer:
  • Algemene gegevens
  • Motorische, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling: noem praktijkvoorbeelden die je vergelijkt met de theorie.
  • Wensen
  • Behoeften

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week
  • Examen B1-K1-W1
  • Observatieplan (5.2 / 5.5 / 6.5.2 / 7.2 / 7.3)

Denk aan de deadline op 10 maart uiterlijk 17.00 uur: extra opdracht beginsituatie.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vond je de les van vandaag?
Heb je tops/tips voor mij?

Slide 23 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies