13.4 Kou en Hitte

13.4 Kou & Hitte
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

13.4 Kou & Hitte

Slide 1 - Tekstslide

Heeft een insect een open of een gesloten bloedsomloop?
A
open
B
gesloten

Slide 2 - Quizvraag

Open bloedsomloop
  • Verschillende kamers achter elkaar.

  • Vervoert geen zuurstof, wel voedingsstoffen en afvalstoffen.

  • Bloed=hemolymfe stroomt vrij door het lichaam.

Slide 3 - Tekstslide

Wat vervoert het bloed bij de vis
A
zuurstof
B
zuurstof en voedingsstoffen
C
voedingsstoffen en afvalstoffen
D
zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen

Slide 4 - Quizvraag

Gesloten bloedsomloop
Bloed stroomt in gesloten bloedvaten

Bij de vis:
  1. Hart pompt bloed naar kieuwen
  2. In de kieuwen gaat zuurstof vanuit water naar het bloed
  3. Bloed met zuurstof stroomt naar alle organen
  4. Voedingsstoffen komen in verteringsstelsel in het bloed
  5. Het bloed komt weer in het hart

Slide 5 - Tekstslide

Wat vervoeren de houtvaten?
A
water en mineralen
B
water en glucose
C
water en zuurstof
D
water

Slide 6 - Quizvraag

Vervoer bij planten
  • Water met mineralen gaat door vaten (dunne buisjes).

  • Vaten liggen in groepen (vaatbundels) bij elkaar.
    Door houtvaten gaat water en mineralen.
  • Door bastvaten gaat glucose en andere voedingsstoffen.

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen 13.4
  • Je leert hoe dieren warm of koel blijven, afhankelijk van het gebied waar zij in leven.

  • Je leert hoe planten erg droge gebieden overleven.

Slide 8 - Tekstslide

Bescherming tegen kou
  • Warmbloedige dieren zijn dieren waarbij de lichaamstemperatuur redelijk constant is. Hun lichaam is zo gemaakt dat ze niet teveel opwarmen of afkoelen.  
  • Vogels doen dat met hun veren, daarin zit stilstaande lucht waarmee ze zichzelf isoleren. 

Slide 9 - Tekstslide

Aanpassingen aan kou
  • Dieren overleven in koude gebieden door zich te isoleren.
  • Net als je een huis isoleert om de warmte binnen te houden.

  • Dit doen ze door een dikke vetlaag(spek) te hebben, of lucht in hun vacht of veren stil te zetten

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Waarom zal een vogel er in de winter dikker uit zien dan in de zomer?
A
Hij heeft meer veren tegen de kou.
B
Hij houd een laagje lucht vast tussen zijn veren voor isolatie.
C
Hij heeft meer gegeten om een vetlaag te hebben.
D
Hij is gewoon te dik.

Slide 12 - Quizvraag

Egel
Gaat in winterslaap
slaapt de hele winter door

De lichaamstemperatuur daalt naar zo'n 5 graden en blijft tijdens de hele winter zo laag.

Bij beide: daling hartslag, ademfrequentie en  lichaamstemperatuur
Eekhoorn
Gaat in winterrust
wordt af en toe wakker, als het wat minder koud is in de winter
De lichaamstemperatuur daalt en hoe langer hij in rust is, hoe lager hij wordt. als hij wakker is, gaat de temperatuur weer omhoog.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Egels en eekhoorns verzamelen allebei een voorraad voedsel.
Waarom heeft de eekhoorn meer voedsel nodig?

Slide 15 - Open vraag

Wat is niet waar over de winterslaap van de egel?
A
De lichaamstemperatuur stijgt.
B
De activiteit blijft hetzelfde
C
Het lichaamsgewicht neemt af.
D
De ademhaling en de hartslag dalen

Slide 16 - Quizvraag

Wat doen dieren om af te koelen?

Slide 17 - Woordweb

Wat doen dieren tegen de hitte?
  1. Veren/vacht/ vetlaag neemt af. 
  2. Zweten 
  3. Warmte afgeven via bloed aan lucht= in de wind te staan, hijgen, wapperen met oren
  4. Warmte overgeven aan koude oppervlakken

Slide 18 - Tekstslide

Waarom koelt een klein dier sneller af dan een groot dier?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Oppervlakte = 6 x 1 x 1 = 6

Inhoud = 1 x 1 x 1 = 1

Ratio Opp : Inhoud = 6 : 1
Oppervlakte = 6 x 2 x 2 = 24
Inhoud = 2 x 2 x 2 = 8

Ratio Opp : Inhoud = 24 : 8
                                     = 3 : 1

Slide 21 - Tekstslide

Hoe is dit dier goed aangepast aan de kou. Noem 2 dingen

Slide 22 - Open vraag

Hoe is dit dier aangepast aan de warmte? noem 1 ding

Slide 23 - Open vraag

Poolvos
Woestijnvos
  • Groot => kleine opp : inhoud ratio. Koelt niet af en houdt warmte vast
  • Kleine uitsteeksels bijv. oren/poten
  • Klein => grote opp : inhoud ratio. Koelt goed af en verliest warmte
  • Grote uitsteeksels bijv. oren

Slide 24 - Tekstslide

Hoe leeft een koudbloedig dier?
  • Nemen de temperatuur van hun omgeving aan. 
  • Ze hebben vaak wel lichaamswarmte nodig en liggen daarom vaak in de zon om warm te worden. 
  • Te koud worden dan gaat hun verbranding langzamer en kunnen ze zich minder snel bewegen. 

Slide 25 - Tekstslide

koudbloedig
vissen, amfibieën, reptielen, alle ongewervelde dieren
kunnen lichaams T niet constant houden
lichaam neemt T aan van omgeving
kouder: beweging en verbranding langzamer
minder voedsel nodig dan warmbloedige: energie alleen nodig voor korte activiteit: voor voortplanting en voedselopname

Slide 26 - Tekstslide

warmbloedig
vogels en zoogdieren
constante lichaams T
door verbranding wordt dit op peil gehouden
sneller dan koudbloedige: biochemische processen werken sneller bij hogere T
bepaalde minimale grootte nodig (muis) 
(opp moet in bep verhouding versus inhoud, om warmte kwijt)



Slide 27 - Tekstslide

verschil?
verschillende vormen van thermoregulatie

koudbloedigen kunnen wel T en metabolisme opvoeren
warmbloedigen kunnen wel T en metabolisme verlagen (vleermuizen, muizen, egels)

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

Hoe overleven planten droogte?
Woestijnplanten
Houden verdamping tegen door
  • Vetlaagje rond de bladeren
  • Kleine blaadjes, weinig/verzonken huidmondjes
  • Behaarde bladeren;lucht staat stil
Opnemen en opslaan van water
  • Lange wortels of breed vertakt en oppervlakkig
  • Water opslaan in de stengel/bladeren

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Hoe overleven planten kou?
Poolplanten:
  • Kleine blaadjes => weinig fotosynthese => groeien langzaam => blijven klein.
  • Bladeren vormen een rozet: ze liggen op de grond rondom de stengel: minder wind 
  • Bladeren behaard; stilstaande lucht=  minder verdamping.

Slide 32 - Tekstslide

hw 13.4 weektaak
maak opdr 1 t/m 21

Slide 33 - Tekstslide