Past simple of Present perfect

Past simple of Present perfect
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Past simple of Present perfect

Slide 1 - Tekstslide

Wat is volgens jou de 'Past Simple'?

Slide 2 - Open vraag

Hoe maak je de past simple?
De basisregel voor het schrijven van de past simple is: schrijf -ed achter de stam.

to talk: I talked to Jim this morning.
to watch: We watched the match yesterday.
to play: She played with her brother.
to walk: Last week, they walked towards the forest.
to laugh: I laughed so loud that everybody could hear it.
to hurry: I hurried home after school yesterday. 

Het maakt niet uit of je het over I, you, we of they hebt: je schrijft altijd -ed achter de stam.

Slide 3 - Tekstslide

Belangrijke uitzonderingen
Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen -d erachter:
- to bake: We baked a delicious cake yesterday.

Werkwoorden die eindigen op -c, krijgen -ked erachter:
- to panic: She panicked when she heard the bad news.

Werkwoorden die eindigen op -y, met een medeklinker ervoor, krijgen -ied:
- to marry: She married him when she was 18 years old.

Werkwoorden die meestal eindigen op een p, denk aan 'stop'. 
- to swap: They swapped their Ipods to listen to each others music.

Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor krijgen een extra l:
- to travel: We travelled to Africa last summer.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is volgens jou de 'Present perfect'?

Slide 5 - Open vraag

Present Perfect
Om de present perfect te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig:

have / has + voltooid deelwoord

- Marc has lived in Laren since 2002.
- We have worked on our business idea for 3 years.
- You haven't been to that shop. --> ontkennend (You have not been to that shop.)
- I have never eaten that in my life!

Slide 6 - Tekstslide

Present Perfect
Om de present perfect te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig:

have / has + voltooid deelwoord

De volgende zinnen zeggen iets over het verleden en hebben nu nog invloed:
- Marc has lived in Laren since 2002.
- We have worked on our business idea for 3 years.
- You haven't been to that shop. --> ontkennend (You have not been to that shop.)
- I have never eaten that in my life!

Slide 7 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
Sommige werkwoorden kan je niet in de present perfect zetten door er -ed achter te zetten. Dan zijn het onregelmatige werkwoorden. Deze hoef je niet te leren, maar mag je opzoeken. Bijvoorbeeld:

- has / have been (to be - zijn)                                       - has / have got (to get - krijgen)
- has / have bought (to buy - kopen)                          - has / have have (to had - hebben)
- has / have done (to do - doen)                                  - has / have kept (to keep - houden)
- has / have eaten (to eat - eten)                                  - has / have made (to make - maken)
- has / have felt (to feel - (zich) voelen)                     - has / have said (to say - zeggen)
- has / have won (to win - winnen)
- has / have written (to write - schrijven)





- has / have seen (to see - zien)
- has / have told (to tell - zeggen)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

I worked till 8 pm yesterday!
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 10 - Quizvraag

She has not been to the store lately.
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 11 - Quizvraag

We have been roommates since 2012
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 12 - Quizvraag

She started to laugh out loud.
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 13 - Quizvraag

Past Simple or Present perfect?
Fill in.
My great great grandfather
(have) five sisters.

Slide 14 - Open vraag

Past Simple or Present perfect?
Fill in.
He (live) in Manila for a year
when he was a student.

Slide 15 - Open vraag

Past Simple or Present perfect?
Fill in.
(you/see) Julie today?

Slide 16 - Open vraag

Past Simple or Present perfect:
They ____ (wash) the car. It looks new again.

Slide 17 - Open vraag

Homework!
Unit 6.2 - 5 t/m 10

Slide 18 - Tekstslide