Textiel les 2

Textiel Les 2
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Textiel Les 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat leren we tijdens deze les?
  • We herhalen kort de vorige les
  • Verschillende soorten wasmiddel
  • Dosering en waterhardheid
  • Wassen in de wasmachine
  • Drogen in de droogtrommel
  • Strijken
  • Ergonomisch werken

Slide 2 - Tekstslide

De vorige keer hebben we besproken:
  • Wat betekent textiel

  • Wat voor soorten etiketten zijn er

  • Etiketten lezen

  • Was voorbereiden en sorteren

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekend textiel?
Textiel betekend geweven stof. Het materiaal dat bestaat uit draden of vezels. Vezels zijn korte stukjes stof. Textiel wordt gebruikt voor kleding, maar je ziet textiel ook op veel andere plekken terug. Gordijnen, handdoeken, poetsdoekjes en bekleding van een bank zijn hier voorbeelden van.

Slide 4 - Tekstslide

Waar wordt textiel van gemaakt?
Textiel kan gemaakt worden van verschillende materialen, dit noemen we grondstoffen.

Deze zijn te verdelen in :
  • Natuurlijke grondstoffen
  • Kunstmatige grondstoffen

Slide 5 - Tekstslide

Natuurlijke grondstoffen
Dit zijn materialen uit de natuur. Deze kunnen we in twee groepen verdelen.

  • Plantaardig (katoen van een katoenplant, linnen van een vlasplant)
  • Dierlijk  (wol van een schaap, zijde van een rups)

Slide 6 - Tekstslide

Kunstmatige grondstoffen
Deze worden in een fabriek gemaakt. We noemen dit ook wel synthetische grondstoffen. Ze zijn goedkoper dan natuurlijke materialen.

  • Viscose
  • Polyester

Slide 7 - Tekstslide

Natuurlijke grondstoffen
Kunstmatige grondstoffen
Polyester
Wol
Linnen
Viscose
Zijde
Katoen

Slide 8 - Sleepvraag

Wat voor soorten etiketten zijn er?
Voordat je gaat wassen sorteer je de was. Je sorteert de was op kleur en materiaal. Bij het sorteren van de was kijk je naar de etiketten. In ieder textielproduct zitten 2 soorten etiketten.

  • Samenstellingsetiket
  • Behandelingsetiket

Slide 9 - Tekstslide

Samenstellingsetiket
Op het samenstellingsetiket vind je van welk materiaal het product gemaakt is. Dit etiket bestaat uit getallen en woorden.

Slide 10 - Tekstslide

Behandelingsetiket
Op het behandelingsetiket vind je hoe je het product moet wassen, strijken, drogen en reinigen. Dit etiket bestaat uit symbolen.

Slide 11 - Tekstslide

Het behandelingsetiket 

Slide 12 - Tekstslide

Sorteren van de was op kleur
Bij het sorteren van de was op kleur maak je 3 stapels.

  1. Witte was: wit of licht gekleurd wasgoed
  2. Bonte was: gekleurd wasgoed
  3. Donkere was: zwart, donkerblauw of grijs wasgoed

Slide 13 - Tekstslide

Witte was
Bonte was
Donkere was

Slide 14 - Sleepvraag

Welke soorten wasmiddel
ken je?

Slide 15 - Woordweb

Soorten wasmiddel
Waspoeder
Vloeibaar
Capsules

Slide 16 - Tekstslide

Witte was

Slide 17 - Tekstslide

Gekleurde was

Slide 18 - Tekstslide

Zwarte en donker gekleurde was

Slide 19 - Tekstslide

Fijne was en wol was.

Slide 20 - Tekstslide

Op de verpakking van wasmiddel staat een tabel met de waterhardheid en de bevuilingsgraad.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Vlekverwijderaar
Als je niet zeker weet of een vlek er met wasmiddel uit gaat kan je de vlek insmeren met vlekverwijderaar.

Slide 23 - Tekstslide

Wasverzachter
Zorgt ervoor dat stoffen zacht worden. Het zorgt voor een lekkere geur en de stoffen zijn makkelijker te strijken.

Slide 24 - Tekstslide

Wassen in de wasmachine

  • Vul de wasmachine. Stop de wasmachine niet te vol.
  • Kies het juiste wasmiddel.
  • Doe het wasmiddel in het bakje of gebruik een wasbol.
  • Kies het juiste wasprogramma.
  • Sluit de deur en zet de wasmachine aan. 

Slide 25 - Tekstslide

Wat geeft dit symbool aan?


A
Op 30 graden wassen
B
Met de hand wassen
C
30 minuten wassen
D
30 graden wassen met een speciale wasbehandeling

Slide 26 - Quizvraag

Drogen in de droogtrommel

  • Bekijk de etiketten van de kledingstukken.
  • Stop de kleding in de droger.
  • Controleer het pluizenfilter en eventueel waterresevoir.
  • Stel de droger in op het juiste programma. 

Slide 27 - Tekstslide

Wat betekend dit symbool?
A
Liggend drogen
B
Drogen op de hoogste stand
C
Niet in droger drogen
D
Drogen op de laagste stand

Slide 28 - Quizvraag

Strijken
Door te strijken worden vouwen en kreukels in textiel verwijderd. Daarnaast strijk je textiel omdat:

  • Je het de juiste vorm wilt geven.
  • Je het wasgoed netter in de kast kunt leggen.
  • Je bacteriën doodt door de hoge temperaturen.

Slide 29 - Tekstslide

Waar staat dit symbool voor?
A
Strijken op hoge temperatuur
B
Strijken op lage temperatuur
C
Niet strijken
D
Drogen

Slide 30 - Quizvraag

Ergonomisch werken
Tijdens het verzorgen van textiel let je op een ergonomische houding. Let op het volgende:

  • Wasmand op werkhoogte.
  • Stel de srijkplank op de juiste hoogte in.
  • Werk met een rechte rug.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd?
  • We kunnen verschillende soorten wasmiddel benoemen
  • We kunnen een tabel lezen voor de juiste dosering
  • We weten waar we op letten bij wassen in de wasmachine
  • We weten waar we op letten bij drogen in de droogtrommel
  • We weten waarom we strijken
  • We weten wat ergonomisch werken inhoud

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide