adverbs & adjectives

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

 Adverbs and adjectives

Bijvoeglijk naamwoord (adjective):

- Zegt iets over een zelfstandig naamwoord: mensen, dieren, dingen.

- Omschrijft meestal hoe iets of iemand is.

Bijwoord (adverb):

- Zegt iets over een werkwoord: lopen, praten, schrijven.

- Omschrijft meestal hoe iets gedaan wordt.

- Je zet meestal -ly achter het woord 

EXAMPLES

That's a perfect answer.

'perfect' is een bijvoeglijk naamwoord; zegt iets over een zelfstandig naamwoord (answer).

He sang perfectly.

'perfectly' is een bijwoord; zegt iets over een werkwoord (sing).

Exceptions (uitzonderingen)

 Good becomes well (not goodly)

Fast stays fast (not fastly)

High stays high (not highly)

Na werkwoorden met zintuigen geen bijwoord.

You can speak English very ...........

1. good
2. well

My grandmother always walks very _____ (slow).

1. slow
2. slowly

The garden is .....

1. beautifully
2. beautiful

She dances ......

1. wonderful
2. wonderfully

You look ..... .Didn't you sleep well?

1. tired
2. tiredly

Mom .......... removed the pot from the stove.

1. calmly
2. calm

They lived ...... (happy) ever after.

He listens to the radio. (often)

They read a book. (sometimes)

Tom is very friendly. (usually)