2nxt - Hoofdstuk 3 - Herhaling quiz

Wat is het doel van het UWV
A
meer mensen laten werken
B
mensen begeleiden
C
verbeteren van de arbeidsmarkt
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is het doel van het UWV
A
meer mensen laten werken
B
mensen begeleiden
C
verbeteren van de arbeidsmarkt

Slide 1 - Quizvraag

Arbeidstijdenwet
A
Werkloosheid die in bepaalde gebieden hoger is dan gemiddeld in het land.
B
Geeft regels voor werk- en rusttijden.
C
Werkloosheid die door blijvende veranderingen in het productieproces door producenten. Hiervan is ook sprake als het aanbod van arbeid niet aansluit op de vraag ernaar.
D
Werklozen die niet bij het UWV staan ingeschreven.

Slide 2 - Quizvraag

Solliciteren is
A
Het citeren van het gedicht van Sol.
B
Je laat een bedrijf weten dat je de baan wil.
C
Een ingewikkelde manier van een autoband uitlijnen.
D
Je laat je werkgever weten dat je een andere baan wil.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een arbeidsovereenkomst?
A
Een groep bedrijven die hetzelfde doen
B
Werk bij een uitzendbureau
C
Een afspraak tussen werkgever en werknemer.
D
Een afspraak tussen klant en verkoper

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een opzegtermijn
A
proeftijd
B
geschoold werk
C
termijn dat je van te voren door moet geven dat je stopt met werken
D
geregistreerd werk

Slide 5 - Quizvraag

UWV
A
Het UWV kijkt of je recht hebt op een nieuwe baan.
B
Je kijkt of je recht heb op een UWV-uitkering.
C
Het UWV kijkt of je recht hebt op een WW- uitkering.
D
De UWV helpt je met het zoeken van een nieuwe baan.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een deeltijdbaan?
A
je werkt meer dan 36 uur per week
B
je werkt minder dan 36 uur per week
C
je werkt minder dan 60 uur per week
D
je werkt meer dan 60 uur per week

Slide 7 - Quizvraag

Het verschil tussen bruto- en nettoloon is...
A
Brutoloon is als je voor de belastingdienst werk
B
Er is geen verschil
C
Nettoloon is loon zonder premies
D
Nettoloon is met accijns

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een CAO?
A
Centrale Arbeidsovereenkomst
B
Collectieve Arbeidsonderneming
C
Centrale Arbeidsonderneming
D
Collectieve Arbeidsovereenkomst

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een taak van UWV?
A
ontslag geven
B
proeftijd
C
opzegtermijn
D
uitkering geven

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste formule voor het berekenen van het bruto- en nettoloon?
A
brutoloon=nettoloon-inhoudingen
B
nettoloon=brutoloon-inhoudingen
C
inhoudingen+brutoloon=nettoloon
D
brutoloon-inhoudingen=nettoloon

Slide 11 - Quizvraag

wat is verborgen werkloosheid
A
Werkloosheid waarbij je je verstopt
B
Werkloosheid waarbij je niet wilt werken
C
Werkloosheid waar je wel wilt werken maar het UWV dit niet weet
D
Werkloosheid waar je geen recht op WW uitkering hebt.

Slide 12 - Quizvraag

Wie onderhandeld er over de CAO?
A
werknemer
B
vakbond
C
organisatie van werkgevers
D
werkgever

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het verschillen tussen een vaste en tijdelijke baan?
A
Een vaste baan heeft geen einddatum in het contract staan. Een tijdelijke baan wel.
B
Een vaste baan heeft een einddatum in het contract staan. Een tijdelijke baan niet.
C
Als je een vaste baan hebt kun je geen ander werk doen.
D
Als je een tijdelijke baan hebt mag je nergens anders een vaste baan hebben.

Slide 14 - Quizvraag

Arbowet is:
A
Regel dat overheid werk moet regelen
B
Wet dat iedereen werk met armen moet doen
C
Wet dat werkomgeving veilig moet zijn
D
Wet dat je sollicitatieplicht hebt

Slide 15 - Quizvraag

Voor wie geld een CAO?
A
iedereen binnen een bedrijfstak
B
alle werknemers van NL
C
iedereen van een bepaald bedrijf

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een voltijdbaan?
A
je werkt meer dan 36 uur per week
B
je werkt minder dan 36 uur per week
C
je werkt minder dan 60 uur per week
D
je werkt meer dan 60 uur per week

Slide 17 - Quizvraag

Een vacature is een:
A
netwerk van vrienden en kennissen
B
open sollicitatie.
C
baan waarop je kunt solliciteren
D
curriculum vitae (cv).

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geregistreerde werkloosheid?
A
Als je ingeschreven staat bij het UWV.
B
Als je niet ingeschreven staat bij het UWV.
C
Als je zwart werkt.
D
Als je wit werkt.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het minimumloon?
A
een bedrag wat werknemers bedacht hebben dat je minimaal moet ontvangen
B
Een bedrag dat werkgevers vastgesteld hebben wat je minimaal moet verdienen
C
Een bedrag wat de overheid vastgesteld heeft. Dit moet je minimaal verdienen als je werkt
D
Een wet bedacht door de EU.

Slide 20 - Quizvraag

Het UWV kan
A
je WW-uitkering regelen en kan je helpen aan een baan.
B
niet zoveel.
C
je ontslaan als je daar niet werkt.
D
iets met bowlingballen.

Slide 21 - Quizvraag