Dag 7 - T9 - Uiterlijk - Roze

• NT2
• ISK

Woordenschat

Thema 9:  Uiterlijk - DAG 7

woorden van vandaag

1. de rug
2. de schilder
3. schilderen
4. het schilderij
5. de suikerziekte
6. tegenwoordig(e)
7. tellen
8. de trui
9. het T-shirt
10. het uiterlijk
11. vaak

de rug (znw)

• van je hoofd tot aan je billen
• achterkant van je lichaam
• de rug -  de ruggen
  
  
• zin: Ik heb in de tuin gewerkt en nu heb ik pijn in mijn rug. 
• zin: Ik lig op mijn rug.

39

de schilder (znw)

• een schilder maakt schilderijen of hij schildert muren en deuren in huizen.
• de schilder - de schilders
  
  
• zin: De schilder heeft ons hele huis geschilderd. 
• zin: Mondriaan is een beroemde schilder.

40

schilderen (ww)

• met verf bedekken
• verven 
  
  
• TT - ik schilder, jij schildert, wij schilderen
• VT - ik schilderde, wij schilderden
• VTD - ik heb geschilderd
  
  
• zin: De schilder heeft ons hele huis geschilderd. 
• zin: Mondriaan is een beroemde schilder.

het schilderij (znw)

• het schilderij - de schilderijen 
  
  
• zin: Boven de bank hangt een schilderij van de zee.
• zin: In het museum hangen veel schilderijen.

41

de suikerziekte (znw)

• diabetes
  
  
• zin: Mijn neef heeft suikerziekte. Hij gaat vaak naar de dokter voor controle. 

42

tegenwoordig(e) (bnw)

• nu
  
  
• zin: Tegenwoordig hebben veel mensen een auto, maar vroeger was dat niet zo. 

43

tellen (ww)

• kijken hoeveel het is
  
  
  
• TT - ik tel, jij telt, wij tellen
  
• VT - ik telde, wij telden
• VTD - ik heb geteld
  
  
• zin: Even tellen of ik genoeg geld bij me heb. 

44

de trui (znw)

• de trui - de truien
  
  
• zin: Mijn moeder breit een trui voor mij.
• zin: Haar trui is zacht en blauw. 

45

het T-shirt (znw)

• het T-shirt - de T-shirts
• korte mouwen
  
  
• zin: Hij heeft T-shirts in verschillende kleuren. 

46

het uiterlijk (znw)

• Hoe zie je er uit?
• de buitenkant van een mens
• uiterlijk <--> innerlijk
  
  
• zin: De vrouw kijkt vaak in de spiegel. Zij vindt haar uiterlijk heel belangrijk.

47

vaak (bnw)

• bijna altijd, veel keer
  
  
• zin: Zij heeft vaak een jurk aan.
• zin: Wij gaan vaak naar de bioscoop. 

48

Wat hoort er niet bij?

vooral - vaak - vinden - meestal

1. vooral
2. vaak
3. meestal
4. vinden

47

Wat vind jij belangrijk aan uiterlijk?

Wat is goed?

46

1. Hij dragen T-shirts.
2. Mijn zus draagt een T-shirt.
3. Ik vindt T-shirts mooi.
4. De T-shirt zijn vies.

Maak een goede zin met de woorden:
schilderij, schilder en maken (ww).

40 + 41

Wat hoort er niet bij?
tegenwoordig - nu - tellen - morgen

43 + 44

1. nu
2. tegenwoordig
3. morgen
4. tellen

Tegenwoordig
zijn er veel mensen met:

43

1. het schilderij
2. de schilder
3. suikerziekte
4. de rug

39 + 44

Wat hoort bij elkaar?

tellen

de rug

Wat hoort er niet bij?

trui - armen - overhemd- T-shirt

36, 45 en 46

1. trui
2. armen
3. overhemd
4. T-shirt

Maak een goede zin met de woorden:
man, huis en schilderen (ww).

26 + 40