TBL Comparing people and things - adjectives (Nl)

                       Vergelijkingen
Vergelijkende  & overtreffende trap
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

                       Vergelijkingen
Vergelijkende  & overtreffende trap

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Aan het eind van de les weet je:
1. hoe je de 'comparative' in een zin herkent en gebruikt;
2. hoe je de superlative in een zin herkent en gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Comparing people and things
  • Listen to the songs on the following slide
  • Take down at least 5 words: ending with -ER (example: hardER) OR words that have MORE/MOST + adjective (example: MOST interesting).

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Schrijf 5 bijvoeglijke naamwoorden op die je hebt gehoord

Slide 5 - Woordweb

timer
1:30
In your own words, what are comparative + superlative adjectives?

Slide 6 - Woordweb

Nikki is as … as Jeroen.
A
cooler
B
cool
C
funnier
D
coolest

Slide 7 - Quizvraag

Kayleigh is … than Senne.
A
more intelligent
B
intelligenter
C
sweet
D
louder

Slide 8 - Quizvraag

Ronald is the … man of them all.
A
weirder
B
most handsome
C
strict
D
greatest

Slide 9 - Quizvraag

Gelijkwaardigheid
Een vergelijking van twee dingen
die gelijk zijn 

Regel: 'as' + bijv. nmw. + 'as'
Nikki is as cool as Jeroen. 

Slide 10 - Tekstslide

Vergelijkende trap
Tussen twee personen of dingen
Bij meeste bijvoegl. naamwoorden met 1 lettergreep: 
Voeg -er toe aan het bijv. nmw.:  
Senne is loud but Kayleigh is louder than Senne.

Bij bijvoegl. naamwoorden met 3 lettergrepen of meer:
Voeg 'more' of 'less' toe aan het bijv. nmw.:
Senne is intelligent but Kayleigh is more intelligent than Senne.

Slide 11 - Tekstslide

Overtreffende trap
Tussen drie of meer mensen of dingen
Superlative
Voeg -est -> bij meeste bijvoegl. nmw. met 1 of 2 lettergrepen  
Ronald is the greatest man of them all.

Bij bijvoegl. naamwoorden met 3 lettergrepen of meer:'most' or 'least'
P.e. Ronald is the most handsome man of them all.

Slide 12 - Tekstslide

Shannon's dog is … than Femke's cat
A
lazyer
B
bigger
C
lazier
D
biger

Slide 13 - Quizvraag

Yanni's panda is the … of them all.
A
lazyiest
B
bigest
C
laziest
D
biggest

Slide 14 - Quizvraag

Tip
-y na een medeklinker
-> -ier  in vergelijkende trap
 -> -iest in ovetreffende trap

Lazy: Shannon's dog is lazier than Femke's cat.
Yanni's panda is the laziest of them all.

Slide 15 - Tekstslide

Tip
De medeklinker verdubbelt na een korte klinker
Shannon's dog is bigger than Femke's cat.
Yanni's panda is the biggest of them all.

Slide 16 - Tekstslide

Sanne is … than Jarni.
A
purer
B
wiseer
C
wiser
D
pureer

Slide 17 - Quizvraag

Jim is the … of them all.
A
wisest
B
wiseest
C
pureest
D
purest

Slide 18 - Quizvraag

Tip 
-e - mute e (stomme e) 
 -> -er in comparative 
-> -est in superlative 

Sanne is wiser than Jarni.
Severine is the wisest of them all.  

Slide 19 - Tekstslide

Tip
onregelmatige vormen:
Good: good, better, best
Tom is better in English than Daan, but Ronald is the best.
Bad: bad, worse, worst
Tom is worse in French than Daan, but Ronald is the worst of them all.

Slide 20 - Tekstslide

Tom is … in English than Daan.
A
better
B
gooder
C
worse
D
badder

Slide 21 - Quizvraag

Ronald is the … teacher of them all
A
goodest
B
best
C
worst
D
baddest

Slide 22 - Quizvraag

Comparative of LOUDLY:
He talked ... than the other students.
A
most loudly
B
more loudly
C
loudlier

Slide 23 - Quizvraag

What are the comparative/ superlative forms of "happy"?
A
happier - happiest
B
happyer - happyest
C
happyr - happiest
D
more happy - most happy

Slide 24 - Quizvraag

Comparative of 'HARD'

She worked ... than the other students.
A
more hardly
B
more hard
C
harder

Slide 25 - Quizvraag

Make a sentence with the adjective "good" in the comparative and superlative form (2 sentences)
timer
1:00

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Testing your knowledge
  • The next three slides contain tests to assess your knowledge.
  • If you have a small number of mistakes, you may skip slides 32-34.
  • If you do have quite a number of mistakes, I recommend doing the additional exercises on slides 32-34

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link

Choose the right comparative for this sentence:
June is ................ than me/I am
A
more ugly
B
uglier
C
ugler
D
ugliest

Slide 34 - Quizvraag

I think I understand the comparative and superlative.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

I think I'll get it with some extra practising. Please give me some websites to practise.
Yes, definitely.
No, thanks.
I am in doubt.

Slide 36 - Poll