Maatschappijleer|Hoofdstuk 5 Media|Paragraaf 5.1 & 5.2|

Communicatie
1 / 25
volgende
Slide 1: Woordweb
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Communicatie

Slide 1 - Woordweb

Hoofdstuk 5 media
Paragraaf 5.1 & 5.2

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les weet jij wat communicatie is.
  • Aan het einde van de les weet jij hoe de communicatiemodel eruit ziet .
  • Aan het einde van de les weet jij het verschil tussen. massacommunicatie en persoonlijke communicatie.
  • Aan het einde van de les weet jij hoe jij mediawijs kan zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Communicatie
  • Het doorgeven en ontvangen van informatie
  • Hele dag door (appen , telefoneren, praten, televisie kijken)
  • Altijd een zender, ontvanger& medium
Medium: een middel om te communiceren:
  • Telefoon
  • Krant
  • Internet

Slide 4 - Tekstslide

Communicatiemodel

Slide 5 - Tekstslide

Persoonlijk of massaal
  • Persoonlijk:  één zender en één ontvanger(telefoongesprek)
  • Massaal: veel mensen, meerdere ontvangers(televisie of website)
  • Massacommunicatie: openbare communicatie waarbij grote groepen mensen worden bereikt. 
  • Massamedia: media die een grote groep bereiken

Slide 6 - Tekstslide

Waarvoor media?
  • Kennis en nieuws
  • Ontspanning
  • Contact
  • Laten zien wij je bent

Slide 7 - Tekstslide

Mediawijsheid
Mediawijs: 
  • Voorzichtig (privégegevens)
  • Kritisch
Vragen die je kan stellen hierbij: 
  • Van wie & belang van zender?
  • Informeren of verkopen?
  • Wat zeggen andere media over deze informatie?

Slide 8 - Tekstslide

Wat is communicatie?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het verschil tussen massacommunicatie & persoonlijke communicatie?

Slide 10 - Open vraag

Welke drie heb je nodig om te kunnen communiceren?
A
Zender, medium, ontvanger
B
Voorzichtigheid, kritisch, ontvanger

Slide 11 - Quizvraag

Hoe kan je mediawijs worden?

Slide 12 - Open vraag

Huiswerk
Hoofdstuk 5, paragraaf 5.1 communicatie. Opdracht 1 t/m 10. Blz.82 t/m 84.

Slide 13 - Tekstslide

Paragraaf 5.2 verschillende soorten media

Slide 14 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les kan jij twee soorten bladen onderscheiden. 
  • Aan het einde van de les kan jij onderscheid maken tussen commerciële en publieke omroepen en de verschillen benoemen. 
  • Aan het einde van de les weet jij wat een mediawet is.
  • Aan het einde van de les weet jij wat on demand is .

Slide 15 - Tekstslide

Kranten & tijdschriften
Onderscheid tussen twee soorten bladen:
  • Populaire kranten: sensationeel nieuws. Bijv. sport, criminaliteit en shownieuws. 
  • Kwaliteitskranten: serieus, uitgebreid achtergrond info. Bijv. politiek en economie. 

Doelgroep:een groep met dezelfde kenmerken &belangstelling.

Slide 16 - Tekstslide

Kranten & tijdschriften
Kranten
  • Dagelijks

Tijdschriften
  • wekelijks of maandelijks
  • vaak één thema
  • dieper op de onderwerpen in

Slide 17 - Tekstslide

Televisie en radio
Omroepen: organisatie die via radio, televisie en internet informatie uitzender naar een groot publiek.

2 soorten omroepen: 
  • Commerciële omroepen
  • Publieke omroepen

Slide 18 - Tekstslide

Commerciële omroepen
Doel: geld verdienen met uitzendingen
Belangrijk: kijk- en luistercijfers(aantal kijkers/luisteraars)
Voorbeeld: RTL, SBS, Discovery, Q music

Slide 19 - Tekstslide

Publieke omroepen
  • Geld van overheid(belastingen/reclame)
  • Mediawet: verschillende soorten programma's en verschillende doelgroepen(meer pluriformiteit
  • Voorbeeld: NOS, BNN Vara, VPRO, Avro Tros. 

Slide 20 - Tekstslide

On demand
  • Programma's die online staan.
  • Wanneer je abonnee bent kan je kijken wanneer je wil.
  • Op verzoek of op aanvraag.
  • Voorbeeld: Netflix , Videoland, Disnep+ , Prime.

Slide 21 - Tekstslide

Welke twee soorten bladen zijn er?

Slide 22 - Open vraag

Wat is het verschil tussen commerciële en publieke omroepen?

Slide 23 - Open vraag

Wat is on demand?

Slide 24 - Open vraag

Huiswerk
Hoofdstuk 5, paragraaf 5.2, opdracht 1 t/m 13, blz. 85 t/m 87.

Slide 25 - Tekstslide