Taalverzorging - pv, ow, gez+ samengestelde zinnen

Oefentoets
Taalverzorging H1
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets
Taalverzorging H1

Slide 1 - Tekstslide

Welke bewering is waar?
A
Een zinsdeel bestaat uit een woord of uit een groepje woorden.
B
Met de tijdproef vind je het gezegde.
C
Voor de persoonsvorm staan altijd twee zinsdelen.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de pv?
Op de A1 is een vrachtauto zijn lading aardappelen verloren.
A
een vrachtauto
B
zijn lading
C
is
D
verloren

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de pv?
Weggebruikers moeten deze ochtend rekening houden met dichte mist.
A
Weggebruikers
B
moeten
C
rekening houden
D
moeten rekening houden

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de pv?
In de metro zag ik de burgemeester zitten.
A
zag
B
ik
C
zitten
D
zag zitten

Slide 5 - Quizvraag

Welke vraag stel je om het ow te vinden?
A
Wie (of Wat) + pv?
B
Wat (of Wie) + pv?
C
Allebei de vragen zijn goed.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het ow?
De agressieve kat heeft de bange dierenarts gekrabd.
A
De agressieve kat
B
de bange dierenarts
C
kat
D
dierenarts

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het ow?
Door het regenachtige weer waren de wegen op het parcours spekglad geworden.
A
het regenachtige weer
B
de wegen
C
de wegen op het parcours
D
spekglad

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het ow?
Op het verlaten industrieterrein werd zaterdagmiddag een wielerwedstrijd gereden.
A
Op het verlaten industrieterrein
B
zaterdagmiddag
C
industrieterrein
D
een wielerwedstrijd

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het ow?
In de jaren 80 werden leggings en beenwarmers door veel meiden gedragen.
A
leggings en beenwarmers
B
veel meiden
C
door veel meiden
D
meiden

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het gez?
Welke sprookje vind jij het mooist?

Slide 11 - Open vraag

Wat is het gez?
Aan het eind van het schooljaar willen Mees en Aron een te gek eindfeest gaan geven.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het gez?
Wat zou jij doen met een miljoen?

Slide 13 - Open vraag

Welke bewering is waar?
A
Een samengestelde zin heeft een of twee persoonsvormen.
B
In een samengestelde zin staat het voegwoord altijd vooraan in de zin.
C
Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, omdat en want.

Slide 14 - Quizvraag

Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
1 Als je een plastic tasje wilt gebruiken, moet je betalen.
2 In China gebruiken steeds meer mensen de fiets.
3 Hij heeft een afspraak gemaakt, omdat zijn beugel los zit.
4 Na het feest hebben alle spelers van het team de volgende dag de troep opgeruimd.

Slide 15 - Open vraag

Noteer het voegwoord.
Als je elke dag enkele baantjes zwemt, voel je je fitter.


Slide 16 - Open vraag

Noteer het voegwoord.
De overheid investeert veel geld in zonne-energie, omdat ze de steenkoolcentrales wil sluiten.

Slide 17 - Open vraag

Noteer het voegwoord.
Doordat bij de Primark uitverkoop was, stonden er om 7 uur ‘s ochtends al rijen mensen voor de deur.

Slide 18 - Open vraag

Wat zijn de pv en ow?
Jouw ouders mogen ook komen op de expositie die jij hebt ingericht.
A
pv = mogen ow = Jouw ouders
B
pv = Jouw ouders ow = de expositie
C
pv = mogen + hebt ow = Jouw ouders + jij
D
pv = mogen + hebt + ingericht ow = Jouw ouders + jij

Slide 19 - Quizvraag

Ik haal morgen een voldoende.
JA!
Nee
Net wel/Net niet

Slide 20 - Poll