In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Heute:
-Spel mee en spelen
-Modale werkwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Modale werkwoorden
Tegenwoordige tijd
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoel
Aan het einde van de les kun je modale werkwoorden in het Duits identificeren en correct gebruiken.
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je al over modale werkwoorden?
Slide 4 - Woordweb
Wat zijn modale werkwoorden?
Modale werkwoorden zijn werkwoorden die de betekenis van een andere werkwoord veranderen. Ze worden gebruikt om mogelijkheid, verplichting, toestemming, advies, etc. uit te drukken.
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeelden van modale werkwoorden
Voorbeelden van modale werkwoorden zijn können (kunnen), müssen (moeten), dürfen (mogen), wollen (willen), sollen (moeten).
Slide 6 - Tekstslide
De vervoeging van modale werkwoorden
Modale werkwoorden worden altijd gevolgd door een infinitief (het hele werkwoord), en de vervoeging ervan verandert niet afhankelijk van het onderwerp.
Slide 7 - Tekstslide
Oefening: Vul de juiste modale werkwoorden in
Vul de juiste modale werkwoorden in de zinnen in: 1. Ich _______ Deutsch sprechen. 2. Du _______ heute nicht zur Schule gehen. 3. Er _______ das Buch lesen.
Slide 8 - Tekstslide
Welk modaal werkwoord betekent 'moeten' in het Duits?
A
können
B
müssen
C
wollen
D
sollen
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de betekenis van het modale werkwoord 'möchten' in het Duits?
A
willen
B
moeten
C
mogen
D
kunnen
Slide 10 - Quizvraag
Hoe wordt het modale werkwoord 'dürfen' vervoegd in de ik-vorm?
A
ich durfe
B
ich dürfe
C
ich darfst
D
ich darf
Slide 11 - Quizvraag
Gebruik van modale werkwoorden
Modale werkwoorden worden vaak gebruikt om advies te geven, toestemming te vragen, verplichtingen uit te drukken, etc.
Slide 12 - Tekstslide
Oefening: Gebruik de juiste modale werkwoorden
Gebruik de juiste modale werkwoorden in de zinnen: 1. Ich _______ ins Kino gehen. 2. Darf ich _______ das Fenster öffnen? 3. Wir _______ heute Abend fernsehen.
Slide 13 - Tekstslide
Samenvatting
Modale werkwoorden veranderen de betekenis van een ander werkwoord. Ze worden gevolgd door een infinitief en worden niet vervoegd. Ze worden gebruikt om mogelijkheid, verplichting, toestemming, advies, etc. uit te drukken.