D-toets: tarea 3 en 4 (9-2)

Maak de volgende vragen over "mijn huis beschrijven."
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maak de volgende vragen over "mijn huis beschrijven."

Slide 1 - Tekstslide

Luister dit fragment en sleep de zinnen naar de juiste plek.
Juist

Onjuist

1. Het lievelingslied van José is het lied van de kleuren.
2. De favoriete stad van José is Madrid.
3. José woont in Toledo.
4. Het huis van José heeft 4 slaapkamers.
6. Het huis van José heeft 3 badkamers en 1 woonkamer.
5. Het huis van José heeft 1 keuken.
7. Zijn favoriete plaats in huis in zijn slaapkamer.

Slide 2 - Sleepvraag

Klik hier en lees de tekst. Sleep daarna de foute zinnen naar de prullenbak.
Hola Maria:

¿Qué tal? Yo estoy muy bien.

Te escribo porque tengo una casa nueva, grande y muy bonita. Mi casa está en Helmond. Es muy grande y tiene cuatro dormitorios, una cocina blanca y pequeña, dos cuartos de baño, uno azul y uno verde.

Para mí escribir es muy aburrido, yo prefiero hablar por Whatsapp. Mi número de teléfono es: cero- seis- veinte- quince- diecisiete- treinta.

Un saludo,

Sara
2. Sara's huis is nieuw, groot en mooi.
3. Sara's huis heeft 3 slaapkamers.
1. Er zijn 2 badkamers, 1 blauwe en
    1 groene.
5. De keuken is wit en groot.
4. Sara vindt schrijven leuk.
7. Sara praat liever via Whatsapp.
6. Haar telefoonnummer is: 
    0-7-20-15-16-30.

Slide 3 - Sleepvraag

Haz combinaciones correctas
amarillo
azul
negro
gris
rojo
verde
blanco
naranja
rosa
marrón

Slide 4 - Sleepvraag

Haz combinaciones correctas
la cocina
el salón
el dormitorio
el pasillo
el cuarto de baño

Slide 5 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de juiste plaats in de afbeelding.
el sillón
la nevera
el horno
las sillas
la mesa
el sofá
el lavabo
la ducha
el baño
la cama
el armario
la bañera
la lámpara
el escritorio
el lavabo

Slide 6 - Sleepvraag

¿Cómo se dice en español 'de rode stoel'?
A
el sofá rojo
B
la silla es roja
C
la silla roja
D
las sillas rojas.

Slide 7 - Quizvraag

¿Cómo se dice en español 'de zwarte lamp'?
A
la lámpara es negra
B
la mesa es verde
C
la alfombra es rosa
D
la lámpara negra

Slide 8 - Quizvraag

¿Cómo se dice en español 'de blauwe stoel'?
A
la silla es azul
B
la mesa es verde
C
la alfombra es azul
D
la silla azul

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal:
De tafel is bruin.

Slide 10 - Open vraag

Vertaal:
De gang is rood.

Slide 11 - Open vraag

Vertaal:
Mijn huis heeft een badkamer en een keuken.

Slide 12 - Open vraag

Vertaal naar het Spaans:
Ik heb een wit bed.

Slide 13 - Open vraag

Vertaal:
Mijn woonkamer is groen en geel.

Slide 14 - Open vraag

Vertaal:
Mijn keuken heeft een oven en een tafel.

Slide 15 - Open vraag

Vertaal:
Mijn slaapkamer heeft een kast en een tafeltje.

Slide 16 - Open vraag

Maak de volgende vragen over de werkwoorden [-ar], [-er], en [-ir].

Slide 17 - Tekstslide

Completa:
Pablo__________(estudiar) mucho.

Slide 18 - Open vraag

Completa:
Tú__________(leer) un libro.

Slide 19 - Open vraag

Completa:
Yo__________(escribir) una carta.

Slide 20 - Open vraag

Completa:
Tú y ella__________(aprender) español.

Slide 21 - Open vraag

Completa:
Tú y Penélope__________(vivir) en España.

Slide 22 - Open vraag

Completa:
Yo y Carla__________(caminar) por el bosque.

Slide 23 - Open vraag

Completa:
Juan y Rodrigo__________(hablar) todo el tiempo.

Slide 24 - Open vraag

Completa:
Marta__________(comer) muy sano.

Slide 25 - Open vraag

Completa:
Juan y Nélida__________(discutir) mucho.

Slide 26 - Open vraag

Maak de volgende vragen over de werkwoorden "ser", "estar" en "tener."

Slide 27 - Tekstslide

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoonsvorm.
soy
eres
es
somos
sois
son
estoy
estás
está
estamos
estáis
están
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen
yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u) - ev
vosotros (jullie)
ellos, ellas, ustedes (hij, zij, u) - mv
nosotros (wij)

Slide 28 - Sleepvraag

Completa:
"Yo _______ francés."
A
eres
B
somos
C
es
D
soy

Slide 29 - Quizvraag

Completa:
"Pablo _______ de Francia."
A
soy
B
son
C
sois
D
es

Slide 30 - Quizvraag

Completa:
"Yo______ en el instituto."
A
estoy
B
están
C
estáis
D
estás

Slide 31 - Quizvraag

Completa:
"Tú______ en casa."
A
estoy
B
está
C
estáis
D
estás

Slide 32 - Quizvraag

Completa:
"Ellos _______muchos amigos."
A
tenemos
B
tenéis
C
tienen
D
tengo

Slide 33 - Quizvraag

Completa:
"Nélida_______ quince años."
A
tenemos
B
tiene
C
tienes
D
tienen

Slide 34 - Quizvraag

Completa con el verbo "tener":
Nosotros__________muchos amigos.

Slide 35 - Open vraag

Completa con el verbo "tener":¿Cuántos años _________________tú?

Slide 36 - Open vraag

Completa con el verbo "estar":
Alberto_________en la biblioteca.

Slide 37 - Open vraag

Completa con el verbo "estar":
Yo_________de buen humor.

Slide 38 - Open vraag

Completa con el verbo "ser":
Nosotros ________ amigos.

Slide 39 - Open vraag

Completa con el verbo "ser":
Tú ________ profesor de español.

Slide 40 - Open vraag

¿Cómo se dice en español "ik heb"?
A
soy
B
eres
C
tengo
D
estoy

Slide 41 - Quizvraag

¿Cómo se dice en español "wij zijn"?
A
tenemos
B
estamos
C
tenéis
D
somos

Slide 42 - Quizvraag

Sleep het verkeerde woord naar de prullenbak.
2. Tú                    /                    muchos amigos. 
1.  Yo                   /                     en el instituto.
3. Juan                 /                     /             español.
4. Nosotros                          /                    45 años. 
[estoy ]
[soy]
[estás]
[tienes]
[tiene]
[está]
[tenemos]
[somos]
[es]

Slide 43 - Sleepvraag

Maak de reflectieopdracht op de volgende pagina in je schrift. 

Slide 44 - Tekstslide

Bekijk dit schema en bepaal wat je nog zou kunnen doen.

Slide 45 - Tekstslide

Bekijk dit schema en bepaal wat je nog zou kunnen doen.

Slide 46 - Tekstslide

Wil je nog meer oefenen?
Ga naar deze link en oefen de werkwoorden. Zorg dat de instellingen goed staan, zoals hieronder op de afbeelding.

Slide 47 - Tekstslide