Zinsdeelzinnen

Zinsdeelzinnen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolHBOVoortgezet speciaal onderwijshavoLeerroute HLeerroute 2Leerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Zinsdeelzinnen

Slide 1 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen
Hoofdzin: Onderwerp staat naast de persoonsvorm

Bijzin: 
- Tussen onderwerp en persoonsvorm kunnen andere zinsdelen staan.
- Persoonsvorm vaak achter in de zin.
- Bijzin kan niet bestaan zonder een hoofdzin.

Slide 2 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen
- Onderwerpszin (ow-zin)
- Naamwoordelijk deel van het gezegdezin (nw. deel-zin
- Lijdend voorwerpszin (lv-zin)
- Meewerkend voorwerpszin (mv-zin)
- Bijwoordelijk bijzin (bwb-zin)
==> Een zinsdeel is een zin, als er een persoonsvorm instaat.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik - Stappenplan zinsontleding
Terugblik
Zinsontleding

Slide 4 - Tekstslide

Welk zinsdeel is de bijzin?
1. Wat is de hoofdzin?
2. Grenzen van bijzin(nen) aangeven
3. Vul in plaats van de bijzin(nen) een woord(groep) in
4. Ontleed de hoofdzin. Welk zinseel is de ingevulde woordgroep?
5.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld 1

Wie de wedstrijd wint, wordt clubkampioen.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld 2 


Zij wordt later wat haar moeder is

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld 3

Hij zegt dat hij het niet gedaan heeft.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld 4

 Wie doorrijdt, geeft hij een waarschuwing.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld 5

Omdat het bleef regenen, werd het kampioenschap afgelast.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld 6

Het kind dat daar kruipt, is mijn neefje.

Slide 11 - Tekstslide