HABEN & SEIN & WERDEN

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Grammatik: haben & sein & werden

Ik

jij 

hij

zij

het

wij

jullie

zij 

U

ihr 

er

Sie 

wir 

sie (enkelvoud)

du

sie (meervoud)

es

ich 

'haben' en 'sein'

Dat zijn de werkwoorden hebben en zijn. Deze heb je in bijna iedere zin nodig.
Zeker voor zinnen met een voltooid deelwoord.

Was (heb je) darauf geantwortet?

1. hast du
2. hat er
3. habe ich
4. hat sie

het werkwoord 'werden'

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

werde

wirst

wird

werden

werdet

werden

werden
Ihr ....... das jetzt sagen!

1. wird
2. werdet
3. werden
4. werde

welke 2 betekenissen heeft werden?

werden
Du ........... morgen 10 oder?

1. werde
2. wirst
3. werdest
4. wird

Weil er immer gesund isst, ist Tom sehr groß ................... (werden)

Ik ken nu alle persoonlijke voornaamwoorden

1. Ja
2. Nein

Ik ken nu de vormen van "haben en sein"

1. Ja
2. Nein

Ik ken de vormen van "werden"

1. ja
2. nein