1.2 De 10 tijdvakken
1 / 18
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Tijdvak 1
Tijdvak 2
Tijdvak 3
Tijdvak 4
Tijdvak 5
Tijdvak 6
Tijdvak 7
Tijdvak 8
Tijdvak 9
Tijdvak 10
Slide 3 - Sleepvraag
Tijdvak 1
Tijdvak 2
Tijdvak 3
Tijdvak 4
Tijdvak 5
Tijdvak 6
Tijdvak 7
Tijdvak 8
Tijdvak 9
Tijdvak 10
Grieken en Romeinen
Wereldoorlogen
Monniken en ridders
Regenten en vorsten
Jagers en boeren
Steden en staten
Televisie en computers
Burgers en stoommachines
Pruiken en revoluties
Ontdekkers en hervormers
Slide 4 - Sleepvraag
Tijdvak 1
Tijdvak 2
Tijdvak 3
Tijdvak 4
Tijdvak 5
Slide 5 - Sleepvraag
Sleep alle voorwerpen die met dit tijdvak te maken hebben naar het tijdvak-pictogram.
Slide 6 - Sleepvraag
Zet de typische gebouwen in het juiste tijdvak!
Slide 7 - Sleepvraag
In welk tijdvak past het kasteel het beste?
Slide 8 - Sleepvraag
Het jaar 200 n.chr. hoort bij welke periode?
A
De Middeleeuwen
B
De Oudheid
C
De Prehistorie
D
De Moderne Tijd
Slide 9 - Quizvraag
Het jaar 3500 v. C. hoort bij welke periode?
A
De Middeleeuwen
B
De Oudheid
C
De Prehistorie
D
De Moderne Tijd
Slide 10 - Quizvraag
1 eeuw is:
A
10 jaar
B
50 jaar
C
1000 jaar
D
100 jaar
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Welk tijdvak is dit?
A
Tijd van monniken en ridders
B
Tijd van steden en staten
C
Tijd van burgers en stoommachines
D
Tijd van Grieken en Romeinen
Slide 14 - Quizvraag
Welk tijdvak is dit?
A
Tijd van pruiken en revoluties
B
Tijd van steden en staten
C
Tijd van wereldoorlogen
D
Tijd van televisie en computers
Slide 15 - Quizvraag
Welk tijdvak is dit?
A
Tijd van pruiken en revoluties
B
Tijd van ontdekkers en hervormers
C
Tijd van jagers en verzamelaars
D
Tijd van regenten en vorsten
