Transactionele analyse

Transactionele analyse 

                        Hoe ga je om met jezelf en met anderen? 
                        Les 1:  Ik ben oké, jij bent oké
                          Les 2: dramadriehoek
                          Les 3: egoposities
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Transactionele analyse 

                        Hoe ga je om met jezelf en met anderen? 
                        Les 1:  Ik ben oké, jij bent oké
                          Les 2: dramadriehoek
                          Les 3: egoposities

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer had jij contact met iemand wat stroef verliep? 
Wanneer had jij contact met iemand wat stroef verliep? 

Slide 2 - Tekstslide

DDU: 
-met wie, wanneer, wat was er aan de hand? 

Slide 3 - Tekstslide

Vertel de leerlingen dat deze grondhoudingen in elke vorm van contact / communicatie, aanwezig zijn. Je bent je er meestal niet van bewust. Als je er wel bewust van bent, kun je er invloed op uitoefenen. 
Opdracht
Kijk terug naar de situatie uit het begin van de les. Welke grondhouding herken je in dit contact? 

Slide 4 - Tekstslide

Laat de leerlingen deze opdracht bespreken volgens DDU. 
Ik niet oké
Jij oké
Ik oké
Jij oké
Ik niet oké
Jij niet oké
Ik oké
Jij niet oké
Ik heb mijn deel van het werk wel gedaan. 
Ik heb het werkstuk uiteindelijk maar in mijn eentje gemaakt. 
Het wordt helemaal niets met jullie dit jaar. 
Wij kunnen goed samenwerken. 
Goed dat je aangeeft waarom je je werk niet hebt gedaan. 
Iedereen is beter dan ik in dit vak. 
Het lukt ons gewoon niet. 
We durven allebei niet te praten voor de klas. 

Slide 5 - Sleepvraag

Naar welke houding  /  kwadrant zou je moeten streven? 

Wat gebeurt er bij de andere drie kwadranten in de communicatie? 

Wat kun je ermee doen? 
-vastgelopen samenwerkingssituatie analyseren met leerlingen. In welke positie zit je? En wat kun je doen om naar 'ik oké, jij oké; te komen. 

Hoe kun je leerlingen in de juiste basishouding krijgen? 
-Leerlingen bewust maken vanuit welke basishouding ze de ander in het algemeen tegemoet treden. Herkennen bij jezelf en interacties. 

Slide 6 - Tekstslide

Bespreek een aantal casussen met de klas. Wat is er aan de hand? Gebruik de 4 grondhoudingen. 

1) De docent vraagt aan het begin van de les of de leerling zijn spullen mee heeft. De leerling reageert boos, aangevallen, geagiteerd. Wat gebeurt daar?  
 
2) Je hebt een vraag over de repetitie aan de leraar. Je durft hem niet te stellen…. Wat is er aan de hand?  
 
3) In een groepje loopt de samenwerking niet goed. Twee van de groepsleden vinden dat een ander lid van de groep niet hard genoeg werkt.  

 Kijk naar je interacties op school met vrienden / in je gezin / op de sportclub. Bedenk per kwadrant een situatie, waarin je die houding herkent. 

Slide 7 - Tekstslide

Te bespreken via DDU. 
Haal een samenwerking in herinnering waarin het niet helemaal lekker liep / loopt. 

  • Welke positie herken je bij jezelf in deze samenwerking?  
  • Welke positie herken je bij de anderen? 
  • Wat kun je zelf doen om de samenwerking te verbeteren? (basishouding ik OK, jij OK). 

Slide 8 - Tekstslide

Bij vraag 3; wat kun je doen om de samenwerking te verbeteren? 

Mogelijk antwoord: 
-Bevraag alle samenwerkingspartners: Wat heb je nodig? Waar heb je behoefte aan? 
Belangrijk om dit zonder oordeel, open, onderzoekend te bevragen. 

Mogelijke vragen voor leerlingen: 
-Wat heb je nodig om verder te kunnen? 
-Kan ik je ergens bij helpen? 
-Waar loop je tegenaan? 
-Welke hulp kan je inschakelen? 

Leer de leerlingen aan om hun observaties te beschrijven, zonder oordeel. 
"Ik zie dat het niet lukt om aan het werk te gaan." 
"Ik zie dat het niet lukt om de afgesproken deadline te halen." 
"Je hebt niet gewerkt in het gezamenlijke document." 
"We hadden afgesproken; je kwam niet opdagen." Waar was je? 

Stimuleer leerlingen om eerst zelf het gesprek met elkaar aan te gaan bij stroef lopende samenwerking. Lukt dat niet, dan kan de docent er als hulp bijgeroepen worden. 


In welke situatie verliep de samenwerking heel goed? 
Wat doe je? 
Wat voel je? 
Wat zie je? 
Wat hoor je? 
Wat denk je? 
Wat zien anderen? 
Hoe klink je? 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
1) Let de komende week op of je de grondhoudingen herkent om je heen. Noteer wat je ziet. 
2) We gaan oefenen met de juiste basishouding in het contact met anderen. 
3) Zit je in een situatie die niet prettig is (qua grondhouding), maak dit bespreekbaar. 
4) Noteer bovenstaande zaken in je schrift, zodat je er volgende les op terug kunt komen. 


Slide 10 - Tekstslide

Tip: 
Vraag de komende mentorlessen regelmatig naar de ervaringen met bovenstaande vragen bij de leerlingen. 
Blijf de termen gebruiken, zodat dit vocabulaire inslijt. 
Les 2: Grondhouding
In groepjes de huiswerkvragen bespreken. 

Opdracht: maak een poster waarin je de grondhouding 'IK Oké, jij oké' aantrekkelijk verbeeldt. De mooiste poster wint een prijs. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transactionele analyse
                      
  Hoe ga je om met jezelf en met anderen? 
   Les 1: Ik ben oké, jij bent oké
Les 2: dramadriehoek
Les 3: egoposities

Slide 12 - Tekstslide

Achtergrondkennis voor docent: 
Als een gesprek niet goed verloopt of er sprake is van een conflict, gebruiken mensen vaak vaste communicatiepatronen. Die patronen komen vaak voort uit een van de drie posities uit de dramadriehoek; de Aanklager, het Slachtoffer en de Redder. In vrijwel alle lastige gesprekken of conflictsituaties doen deze drie dramaposities zich voor. Gespreksdeelnemers kunnen tijdens het gesprek van positie veranderen. Non-verbale communicatie speelt hierin een grote rol. We laten ons vaak leiden door onze eigen interpretaties van het non-verbale gedrag van de ander. Als we op de een of andere manier geraakt worden door de ander, verdenken we de ander al snel van verkeerde bedoelingen. (van den Brand, 2021, p.179)  
Filmpje dramadriehoek

Slide 13 - Tekstslide

Voor de docent:     
De verschillende rollen worden uitgelegd.  

Vervolgens gaat het filmpje in op hoe die rollen elkaar in stand houden. 
Lestip: je zou na elke interactie het filmpje stop kunnen zetten en de leerlingen vergelijkbare situaties laten bedenken uit hun eigen leven. (Geef zelf als mentor vooral ook eigen voorbeelden, niets menselijks is ons vreemd) 

Slide 14 - Tekstslide

Bespreek welke rollen zichtbaar zijn in dit filmfragment. 
Wanneer stelde jij je op als redder?

Slide 15 - Open vraag

Redder 
  • biedt veelal ongevraagd zijn hulp aan.  
  •  maakt anderen door zijn hulp afhankelijk.
  • denkt, voelt en handelt zonder dit eerst met de betrokkenen te overleggen; waardoor hij de verantwoordelijkheid van de ander overneemt.  
  • bevordert de passiviteit van de ander en maakt zichzelf onmisbaar.  
Wanneer gedroeg jij je als slachtoffer?

Slide 16 - Open vraag

Slachtoffer 
  • doet alsof hij/zij niet in staat is problemen op te lossen 
  •  legt de schuld bij anderen als dingen niet lukken. 
  •  doet zielig en zorgt voor medelijden 
  •  neemt geen verantwoordelijkheid 
Welke aanklager ben jij tegengekomen. Wat zei hij?

Slide 17 - Open vraag

Aanklager 
  • maakt de ander tot slachtoffer
  • bestraft en beschuldigt de ander
  • neemt wraak op de ander 
  • stelt zichzelf boven de ander 
"De omstander..." 
  • kijkt vanaf de zijlijn toe, terwijl anderen hulp nodig hebben 
  • zegt tegen zichzelf dat hij/zij een reden heeft om zich er niet mee te bemoeien, want het is toch onoplosbaar wil. 
  • geen rol, taak of verantwoordelijkheid nemen in de situatie. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is jouw favoriete rol?
A
Aanklager
B
Slachtoffer
C
Redder
D
Omstander

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Bespreek met de leerlingen: 

Wat hebben alle vier deze rollen met elkaar gemeen? 
 Je neemt zelf geen regie of je neemt teveel regie waardoor je de verantwoordelijkheid bij iemand weghaalt. Je hebt zelf geen verantwoordelijkheid/rol meer in de situatie.  

Eigenlijk is dat een heel vervelende positie om in te zitten. Je hebt zelf geen aandeel in de situatie. Dit kan fijn lijken, maar dat is het slechts op korte termijn. Dit soort situaties brengen altijd een negatief gevoel met zich mee en zorgen voor een ongelijkwaardige positie.  

Slide 21 - Tekstslide

Bespreek de overgang van de drama- naar de winnaarsdriehoek met de klas: 

Wat zeg je tegen elkaar om ervoor te zorgen dat iedereen weer in een gelijkwaardige positie terecht komt?  

Redder wordt helper: anders vraag je de docent even om hulp? Of zal ik je nog een keer uitleggen wat de bedoeling is. 

Aanklager wordt assertief: kun je ervoor zorgen dat je weet wat de bedoeling is? 

Slachtoffer wordt kwetsbaar: ik snap niet zo goed wat ik moet doen. Ik vraag om hulp. Wie kan me uitleggen wat ik moet doen?

Omstander geeft feedback. Ziet van een afstand wat er speelt en neemt initiatief om het gezamenlijk op te lossen.: ik zie dat je het nog niet helemaal snapt. Is het een idee om hulp te vragen?  
                    Waarom? 
Je wilt uit de dramadriehoek stappen en in de winnaarsdriehoek terecht komt. Waarom zou je dat willen?  
  • Je hebt zelf de regie. "Je bent de chauffeur van je eigen bus." 
  • Het is voor iedereen prettig om vanuit gelijkwaardige posities met elkaar te communiceren 
  • De verantwoordelijk ligt bij de juiste persoon. 
  • Het geeft een positief gevoel om op deze manier met elkaar om te gaan. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 

Er is een groepsopdracht en een van de groepsleden doet niets. Deze persoon zegt er niets van te snappen en weet dus niet wat hij kan doen en draagt dus niets bij aan het groepswerk. Een andere leerling uit de groep gaat extra hard werken en een derde beschuldigt de eerste persoon ervan dat hij niets doet. Een vierde persoon denkt ‘ik houd me erbuiten’. Ze zoeken het maar uit.  

Slide 23 - Tekstslide

Bespreek het voorbeeld met de leerlingen: 
1) Wat zeg je tegen de redder / het slachtoffer / de aanklager / de omstander om hem uit zijn rol te krijgen? 

Vanuit welke rol worden onderstaande zinnen gezegd?

1.   Het werk dat jullie gedaan hebben is niet goed 
     genoeg. 
2.  Ik ben de enige die aan het werk is. 
3.  Ik snap echt helemaal niet wat ik moet doen. 
4.  Ik heb het stomste onderdeel van de opdracht. 
5.  Ik heb het werk van anderen niet op tijd binnen, 
     waardoor ik niets kon doen. 
6.  Ik ga alles dat nog niet af is, wel doen. 
7.  Ik zal de hele presentatie wel in elkaar zetten. 
8.  Ik vind het werk niet goed genoeg, dus ik ga het wel 
    opnieuw maken. 
9.  Hij vindt presenteren best eng, dus dat stukje neem
     ik op me. 
10. Ik houd me erbuiten; ze zoeken het maar uit. 
11.  Fijn als we met elkaar een oplossing zoeken. 







 Koppel deze 'constructieve' zinnen aan de juiste zin in de linker kolom. 

A. Zullen we een eerlijke taakverdeling maken? 
B. Het valt me op dat je de schuld bij ons legt. Wat is je 
     eigen aandeel? 
C. Wat kunnen we samen nog doen om het te 
     verbeteren? 
D. Wat heb je gedaan om het werk binnen te krijgen?
E. Wie doet welke dia? 
F. Hoe kunnen we je helpen zodat het minder spannend
    is? 
G. Hoe zullen we de taken verdelen? 
H. Aan wie kun je hulp vragen? 
I.  Fijn als we met elkaar een oplossing zoeken. 
J. Weet iedereen wat hij moet doen? 
K. Kan iedereen aan het werk? 
L. Hoe kun je het werk voor jezelf leuker maken? 

Slide 24 - Tekstslide

Vraag bij de zinnen uit de linkerkolom, vanuit welke rol ze gezegd worden. 

Zoek de juiste zin in de rechterkolom erbij. Hoe op een constructieve manier te reageren, zodat je uit de dramadriehoek komt. 
Eigen situatie
  • Kies een eigen situatie waarin je in de dramadriehoek verstrikt zat. 
  •  Welke positie had je? 
  • Hoe had je eruit kunnen komen? 

Slide 25 - Tekstslide

Laat leerlingen deze opdracht in tweetallen bespreken. 
Huiswerk
Opdracht 1: Let de komende week eens op of je een van de rollen uit de dramadriehoek tegenkomt(in de klas of thuis of ergens anders). Het kan dat je iemand anders in een van de rollen ziet schieten (vaak is het gemakkelijker bij een ander te herkennen dan bij jezelf).  
Maak een korte aantekening van de situatie. 

Opdracht 2: Oefen in een samenwerkingssituatie die stroef verloopt, om zo te communiceren dat je vanuit de dramadriehoek in de winnaarsdriehoek terecht komt. Let op; dit vraagt veel oefening. Verwacht niet dat het meteen de eerste keer lukt. 
Het helpt om mentaal even afstand te nemen van de situatie, zodat je beter kunt zien wat er aan de hand is.  

Slide 26 - Tekstslide

Keuze: 
Laat de leerlingen beide opdrachten doen als huiswerk of laat ze kiezen. 

Herinner de leerlingen aan de goede basishouding uit les 1 en de bijpassende manier van communiceren; vragen stellen zonder oordeel. 

Tip: gebruik regelmatig het idioom van de dramadriehoek, zodat dit inslijt. 
Transactionele analyse

                        Hoe ga je om met jezelf en met anderen?
                         Les 1: Ik ben oké, jij bent oké
                         Les 2: dramadriehoek
                         Les 3: egoposities.  (in ontwikkeling) 



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies