Oefentoets klas 3 Handout A t/m E

Oefentoets 
Handout A t/m E
Klimatologie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets 
Handout A t/m E
Klimatologie

Slide 1 - Tekstslide

Wat verstaan we onder luchtstreek?
A
Temperatuurzone op aarde, tropen, gematigde zone poolstreken
B
Landen met dezelfde lucht zoals Nederland, België, Luxemburg
C
Lucht op aarde zoals tropische lucht, poollucht en gematigde lucht
D
lucht vanuit een bepaalde richting

Slide 2 - Quizvraag

Wat is GEEN luchtstreek op aarde?
A
De tropen
B
Gematigde zonde
C
Zeeklimaat zone
D
Poolstreek

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn de keerkringen?
A
De laag om de aarde.
B
slechte gassen voor de natuur.
C
breedtecirkel op 23,5 graad noorden en zuiden van evenaar.
D
kringen om de huizen van de warmte.

Slide 4 - Quizvraag

Kies de goede omschrijving van Isotherm
A
lijnen die gebieden van dezelfde luchtdruk verbinden
B
schaal waarmee we temperatuur meten
C
Schaal waarmee we luchtdruk meten
D
Lijnen die gebieden van dezelfde temperatuur met elkaar verbinden

Slide 5 - Quizvraag

Welke keerkring ligt op 23,5 graden ten noorden van de evenaar?
A
kreeftskeerkring
B
steenbokskeerkring

Slide 6 - Quizvraag


De evenaar en de keerkring zijn de grens van de tropen
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quizvraag

Als de zon boven de zuidelijke steenbokskeerkring staat..........
A
is het winter en regent het weinig in Thailand
B
Is het zomer en regent het veel in Thailand

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het verband tussen breedteligging en temperatuur?
A
Bij lage breedte is de temperatuur hoog
B
Bij lage breedte is de temperatuur laag
C
Bij hoge breedte is de temperatuur hoog

Slide 9 - Quizvraag

Op welk deel valt de zon loodrecht naar beneden?
A
Nummer 1
B
Nummer 2

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de thermische begrenzing van de poolstreken?
A
66,5 graden (NB en ZB)
B
10 graden isotherm van de warmste maand
C
23,5 graden (nb en zb)
D
10 graden isotherm van de koudste maand

Slide 11 - Quizvraag

Als de zon loodrecht op de Kreeftskeerkring valt, dan is het in ...
A
Nederland winter, in Zuid-Afrika zomer
B
Nederland herfst, in Zuid-Afrika lente
C
Nederland lente, in Zuid-Afrika herfst
D
Nederland zomer, in Zuid-Afrika winter

Slide 12 - Quizvraag

Waar is de invalshoek van de zon het grootst?
A
Noordpool
B
Nederland
C
Evenaar
D
Zuidpool

Slide 13 - Quizvraag

Waarom is het tijdens de zomer warmer op het noordelijk halfrond?
A
Omdat de zon dan dichter bij de aarde staat
B
Omdat het noordelijk halfrond naar de zon toegekeerd staat.
C
Omdat de zon dan naar de aarde toegekeerd staat
D
Door de draaiing van de aardbaan

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een gevolg van de schuine stand van de aardas?
A
Dag en nacht.
B
Zomer en winter, herfst en lente
C
Eb en vloed.
D
Aanlandige en aflandige wind.

Slide 15 - Quizvraag

Is het nu pooldag of poolnacht op de
Noordpool?
A
Poolnacht
B
Pooldag

Slide 16 - Quizvraag

in welk seizoen heb je poolnachten op de zuidpool?
A
zomer
B
winter
C
herfst
D
lente

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de pooldag?
A
De periode waarin de zon in de buurt van de Noordpool helemaal niet ondergaat.
B
De periode waarin de zon in de buurt van Zuidpool helemaal niet ondergaat.
C
De periode waarin de zon in de buurt van de Noordpool of Zuidpool helemaal niet ondergaat.
D
De periode waarin de zon in de buurt van de Noordpool of Zuidpool helemaal niet opkomt.

Slide 18 - Quizvraag

Op de Noordpool is het pooldag als het bij ons zomer is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Waarom is het koud op hoge breedte? (2 antwoorden zijn goed)
A
Zonnestralen moeten een lange weg door de dampkring
B
Zonnestralen moeten een korte weg door de dampkring
C
Zonnestralen moeten een groot oppervlakte verwarmen
D
Zonnestralen moeten een klein oppervlakte verwarmen

Slide 20 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de wet van Buys Ballot
A
Noordelijke halfrond afwijking naar rechts
B
Zuidelijke halfrond afwijking naar links
C
Wind waait van hoge druk naar lage druk
D
Wind waait van lage druk naar hoge druk

Slide 21 - Quizvraag

Wat is wind?
A
lucht
B
dalende lucht
C
stijgende lucht
D
bewegende lucht

Slide 22 - Quizvraag

Welk begrip past het best bij de afbeelding?
A
Windroos
B
Wet van Buys Ballot
C
Zoninvalshoek
D
Depressie

Slide 23 - Quizvraag

Hoe luidt de wet van Buys Ballot?
A
NH afwijking naar links. Wind waait van H naar L.
B
ZH afwijking naar links. Wind waait van L naar H.
C
NH afwijking naar rechts. Wind waait van H naar L.
D
ZH afwijking naar rechts. Wind waait van L naar H.

Slide 24 - Quizvraag

De figuur hiernaast is een ....
A
Windrichtingenroos
B
Windkompas
C
Windroos
D
Windster

Slide 25 - Quizvraag