Les 52 - H5 Lezen: functiewoorden

Welkom terug :)

Voordat de timer afgaat...

- Boek, schrift en pen op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel

timer
2:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom terug :)

Voordat de timer afgaat...

- Boek, schrift en pen op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel

timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
- Lesdoel
- Voorkennis: wat weet je al?
- H5 Lezen: functiewoorden
- Zelfstandig werken of extra uitleg
- Afsluiting: lesdoelen behaald

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van de les...
... weet je wat functiewoorden zijn

Slide 3 - Tekstslide

Voorkennis: wat weet je al?
(1). Wat is het verschil tussen deze twee zinnen?
(2). Door wat ontstaat dat verschil?
Ik hou van wandelen in het park, maar mijn vriend geeft de voorkeur aan fietsen op het platteland
De zon schijnt helder aan de hemel

Slide 4 - Tekstslide

Voorkennis: wat weet je al?
(1). De eerste is een enkelvoudige zin, de tweede een samengestelde zin
(2). Door het gebruik van een signaalwoord dat hoort bij een functiewoord
Ik hou van wandelen in het park, maar mijn vriend geeft de voorkeur aan fietsen op het platteland
De zon schijnt helder aan de hemel

Slide 5 - Tekstslide

Functiewoord: wat is het?

Slide 6 - Woordweb

Functiewoorden
  • Een functiewoord kondigt de functie van de alinea aan
  • De schrijver vertelt je letterlijk wat je kunt verwachten
  • Bijvoorbeeld: 'De conclusie is....' 
    Het woord 'conclusie' is dan het functiewoord.
  • Het functiewoord staat meestal aan het begin van een alinea

Slide 7 - Tekstslide

Functiewoorden
Functiewoorden

Elke functie heeft een bepaalde taak. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat doen functiewoorden?
A
Die geven aan wat een schrijver wil doen met een alinea.
B
Die geven aan wat de betekenis is van de alinea.
C
Die geven aan wat de schrijver bedoelt.
D
Die geven aan waar je belangrijke informatie kan vinden.

Slide 9 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
hoewel
D
denk aan

Slide 10 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
tenslotte
C
tegenover
D
zoals

Slide 11 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
vanwege
B
zoals
C
tot slot
D
toch

Slide 12 - Quizvraag

Zelfstandig werken / verlengde instructie 
Wat
Hoofdstuk 5 Lezen
Blz 138 t/m 143
Opdracht 1, 2, 4 en 5
Hoe
Schrift en pen
Hulp
Zelfstandig
Tijd 
20 minuten
Klaar?
Kijk je antwoorden na

Slide 13 - Tekstslide