Grammar TW3

Welcome!
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome!

Slide 1 - Tekstslide

Today
Grammar recap task 1-5


Inleveren: Zoo flyer + map (ook voor andere taken)
Nog niet af? Zelf afmaken, thuis/op school. 
Niet ingeleverd voor vrijdag = vrijdagmiddag afmaken

Slide 2 - Tekstslide

Present simple vs present continuous
Articles
word order
Demonstrative pronouns
Plurals

*much + many voor T




Slide 3 - Tekstslide

Present simple vs Present continuous

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Jimmy ___ to play games.
A
like
B
likes

Slide 7 - Quizvraag

You ___ in Schijndel.
A
live
B
lives

Slide 8 - Quizvraag

It never ___ in Rosmalen.
A
rain
B
rains

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Choose the Present Continuous.

Our teacher ___ the grammar.
A
explains
B
is explain
C
explaining
D
is explaining

Slide 11 - Quizvraag

Choose the Present Continuous.

Listen! The birds ___ a song!
A
sing
B
singing
C
are sing
D
are singing

Slide 12 - Quizvraag

Choose the Present Continuous.

We ___ to the pub right now.
A
go
B
are going
C
are go
D
going

Slide 13 - Quizvraag

Articles
lidwoorden

Slide 14 - Tekstslide

Let op!
De keuze voor a of an hangt niet af van de (mede)klinker op papier, maar of je hem hoort.

Soms schrijf je een -h maar hoor je hem niet -> dan gebruik je a.

Soms schrijf je een -u, maar hoor je een -j of - h -> dan gebruik je an.


 

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeelden
an hour  (je hoort our)
an honor (je hoort onour)
a university (je hoort juniversity)
a uniform (je hoort juniform)
a European (je hoort jeuropean)

Slide 16 - Tekstslide

a of an?
..... banana
A
a
B
an

Slide 17 - Quizvraag

a of an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 18 - Quizvraag

a of an?
..... house
A
a
B
an

Slide 19 - Quizvraag

a of an?
.... uniform
A
a
B
an

Slide 20 - Quizvraag

A
AN
table
house
egg
chicken
island
phone
orange

Slide 21 - Sleepvraag

Word order

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld
Keith       watches           television     in his room      at bedtime.
Wie    -         doet        -          wat        -         waar       -           wanneer.

Slide 23 - Tekstslide

wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training

every Sunday

their son

Slide 24 - Sleepvraag

Wie
doet
wat
waar
waar
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight

Slide 25 - Sleepvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
Doesn't she go in the weekends out?
B
Doesn't she go out in the weekends?

Slide 26 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 27 - Quizvraag

Correct word order:
Billy / to his friend /
five minutes ago / went
A
Billy went to his friend five minutes ago
B
Billy went five minutes ago to his friend
C
Billy five minutes ago went to his friend.
D
Five minutes ago Billy went to his friend

Slide 28 - Quizvraag

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met
A
I met her in town yesterday.
B
I met her yesterday in town.
C
I yesterday met her in town.
D
I met yesterday her in town.

Slide 29 - Quizvraag

Demonstrative pronouns

Slide 30 - Tekstslide

Demonstrative pronouns:
> this = dichtbij en 1 zelfstandig naamwoord : this apple
> these = dichtbij en meerdere : these apples

> that = ver af en 1 zelfstandig naamwoord : that bag 
> those = ver af en meerdere : those bags 

Slide 31 - Tekstslide

Dichtbij
Ver af 
This
these
That
Those

Slide 32 - Sleepvraag

Look over there! Who is _____ boy?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 33 - Quizvraag

I would like ____ tomatoes, please
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 34 - Quizvraag

Plurals

Slide 35 - Tekstslide

Regel voor meervoud = woord + s
               1 dog - 3 dogs
    1 dog


   3 dogs

Slide 36 - Tekstslide

Bij woorden die eindigen op een medeklinker + y
                            
                     -y verdwijnt en wordt - ies
                 
  1 bunny                            4 bunnies

Slide 37 - Tekstslide

woorden die eindigen op een klinker + y
                            
       krijgen alleen een - s
          
  1 boy                              3 boys

Slide 38 - Tekstslide

      woorden die eindigen op ch, sh, s, ss, x, z
                            
                                     krijgen -es
                 
  1 dress                           4 dresses

Slide 39 - Tekstslide

 woorden die eindigen op een medeklinker + o
                            
                              krijgen -es
                 
   1 tomato                       4 tomatoes

Slide 40 - Tekstslide

Bij woorden die eindigen op een f of fe
                            
                     f/fe verdwijnt en wordt - ves
                 
     1 leaf                           4 leaves

Slide 41 - Tekstslide

uit je hoofd leren

Slide 42 - Tekstslide


A
baby's
B
babys
C
babie's
D
babies

Slide 43 - Quizvraag


A
boxes
B
boxxes
C
bosses
D
boxees

Slide 44 - Quizvraag

Uniform
A
uniformes
B
uniform's
C
uniforms
D
uniformies

Slide 45 - Quizvraag


A
fishes
B
fish
C
fishen
D
fishies

Slide 46 - Quizvraag

Thief
A
thiefs
B
thiefes
C
thiefies
D
thieves

Slide 47 - Quizvraag

strawberry
A
strawberries
B
strawberrys
C
strawberrys
D
strawberryes

Slide 48 - Quizvraag

Much / many 

Alleen voor T

Slide 49 - Tekstslide