2 vwo - chapitre 3 - uitleg bron I lijdend voorwerp

PROGRAMME
  • Absentie

  • Phrases-clés
  • Herhalen: bron I lijdend voorwerp
  • Au travail
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

PROGRAMME
  • Absentie

  • Phrases-clés
  • Herhalen: bron I lijdend voorwerp
  • Au travail

Slide 1 - Tekstslide

Op een schaal van 1 tot 10, hoe klaar ben je voor de PTO?
010

Slide 2 - Poll

C'est qui ton idole?

Slide 3 - Open vraag

Pourquoi tu l'aimes bien?


Slide 4 - Open vraag

Est-ce que tu sais tout sur ton idole?

Slide 5 - Open vraag

Tu es fan depuis combien de temps?

Slide 6 - Open vraag

Hoe zeg je:

Ik ben het niet met je eens!

Slide 7 - Open vraag

Les verbes en -ir
grandir, rougir, remplir, choisir, réfléchir, etc.

Slide 8 - Tekstslide

Vous ... (grandir, présent)

Slide 9 - Open vraag

Tu ... (choisir, passé composé)

Slide 10 - Open vraag

Elle ... (rougir, passé composé)

Slide 11 - Open vraag

Vous ... (choisir, présent)

Slide 12 - Open vraag

Le pronom personnel
Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord

Slide 13 - Tekstslide

Je kan een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les

      

       mannelijk - le          Tu connais le chanteur?

                                              Oui, je le connais.


       vrouwelijk - la         Tu regardes la photo?
                                              Oui, je la regarde.

Slide 14 - Tekstslide

Je kan een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les

      

         voor een klinker of h - l'          Tu as déjà son autographe?

                                                                    Oui, je l'ai déjà. 


         meervoud - les     Tu achètes les magazines?
                                              Oui, je les achète.

Slide 15 - Tekstslide

Je kan een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les
Wat is de plaats van de COD in de zin?

  • Altijd vòòr de persoonsvorm (voor het werkwoord)
  • Als er twee werkwoorden in de zin staan, zet je het vòòr het hele werkwoord.
  • Als er twee vervoegde werkwoorden in de zin staan, zet je het voor het eerste werkwoord. 

Tu fais les exercices?                 Tu les fais?     
Tu as fait les exercices?           Tu les as fait?
Tu vas faire les exercices?       tu vas les faire?

Slide 16 - Tekstslide

De plaats in de zin

Staat er een heel werkwoord in de zin? Le, la, l', les voor dat werkwoord.


Tu vas rencontrer l'actrice?
Oui, je vais la rencontrer.

Slide 17 - Tekstslide

De plaats in de zin

Anders le, la, l', les direct vóór de persoonsvorm.


Tu achètes les magazines?
Non, je ne les achète pas.


Tu as eu son autographe?
Oui, je l'ai eu.

Slide 18 - Tekstslide

Vervang het lijdend voorwerp.

Je connais Paul Pogba depuis 2 ans.

Slide 19 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp.

Il raconte une belle histoire.

Slide 20 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp.

Je veux trouver mon agenda.

Slide 21 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp.

Nous avons envoyé le travail au prof.

Slide 22 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp.

Je vais acheter les fraises.

Slide 23 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp.

Tu as vu cette actrice à la télé?

Slide 24 - Open vraag

Ils ont vu Stromae?

Oui, ils ...

Slide 25 - Open vraag

AU TRAVAIL
Maken:
Bron I opdracht 30b, 30c, 30d, 31 op blz. 117-119
Diagnostische toets page 132-136


Slide 26 - Tekstslide