Les 4.1 - Rekenen met tijd-1

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Tijd

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

eenheden voor tijd

Slide 6 - Woordweb

Tijd is een
A
tijd
B
meten
C
grootheid
D
eenheid

Slide 7 - Quizvraag

Een horloge is een
A
tijd
B
meetinstrument
C
grootheid
D
eenheid

Slide 8 - Quizvraag

Een ____ is iets wat je kan meten.
A
tijd
B
meetinstrument
C
grootheid
D
eenheid

Slide 9 - Quizvraag

Een seconde is een
A
tijd
B
meetinstrument
C
grootheid
D
eenheid

Slide 10 - Quizvraag

Om tijd te meten heb je een ___ nodig
A
tijd
B
meetinstrument
C
grootheid
D
eenheid

Slide 11 - Quizvraag

Uren en dagen zijn
A
tijd
B
meetinstrument
C
grootheid
D
eenheden

Slide 12 - Quizvraag

Tijd en lengte zijn allebei
A
tijd
B
meetinstrument
C
grootheden
D
eenheden

Slide 13 - Quizvraag

Dagen, minuten en kwartieren zijn eenheden van
A
tijd
B
uren
C
grootheden
D
eenheden

Slide 14 - Quizvraag

Een jaar is een
A
tijd
B
uren
C
grootheden
D
eenheid

Slide 15 - Quizvraag

Met een meetinstrument kan je
A
tijd
B
meten
C
grootheden
D
eenheden

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

1 uur is
A
30 minuten
B
60 minuten
C
15 minuten
D
120 seconden

Slide 18 - Quizvraag

2 minuten zijn
A
30 minuten
B
60 minuten
C
15 minuten
D
120 seconden

Slide 19 - Quizvraag

1 jaar is
A
400 dagen
B
365 dagen
C
120 dagen
D
zaterdag en zondag

Slide 20 - Quizvraag

1 eeuw is
A
400 dagen
B
1000 jaar
C
100 jaar
D
zaterdag en zondag

Slide 21 - Quizvraag

2 jaar is
A
100 dagen
B
24 uur
C
24 maanden
D
zaterdag en zondag

Slide 22 - Quizvraag

1 etmaal is
A
100 dagen
B
24 uur
C
7 dagen
D
zaterdag en zondag

Slide 23 - Quizvraag

1 kwartaal is
A
100 dagen
B
4 maanden
C
3 maanden
D
zaterdag en zondag

Slide 24 - Quizvraag

Weekend
A
100 dagen
B
4 maanden
C
3 maanden
D
zaterdag en zondag

Slide 25 - Quizvraag

1 kwartier is
A
30 minuten
B
60 minuten
C
15 minuten
D
75 minuten

Slide 26 - Quizvraag

1 maand is
A
30, 31 of 28/29 dagen
B
60 minuten
C
15 minuten
D
zaterdag en zondag

Slide 27 - Quizvraag

1 decennium is
A
10 jaar
B
1000 jaar
C
100 jaar
D
zaterdag en zondag

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Welke dag komt voor de woensdag?

Slide 30 - Open vraag

Welke dag komt twee dagen na de zondag?

Slide 31 - Open vraag

Welke dag komt drie dagen later dan de maandag?

Slide 32 - Open vraag

Welke dag komt drie dagen voor de dinsdag?

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Om welke datum staat een rode cirkel?

Slide 35 - Open vraag

Welke datum was het precies een week geleden?

Slide 36 - Open vraag

Welke datum was het precies twee weken later?

Slide 37 - Open vraag

Lea is op 30 oktober jarig. Hoeveel dagen duurt dat nog?

Slide 38 - Open vraag

Welke maand komt er voor oktober?

Slide 39 - Open vraag

Op welke datum ben je zelf jarig?

Slide 40 - Open vraag