Je moet volgende vragen stellen:
* Is het een situatie? WO?
.... dan 3e naamval
b.v. Der Hund schwimmt in dem Teich (m).
* heeft het met tijd te maken? WANN?
.... dan 3e naamval
b.v. In einer Woche (v) fahren wir nach Belgien
* Is het een verandering van situatie? WOHIN?
... dan 4e naamval
b.v. Der Hund springt in den Teich (m).
(der Teich = de vijver)