Blok 4, week 1 Les 1 Het meervoud van woorden op -ik, -it, -es, -et en -el

Klemtoon?
- Lettergreep waar de nadruk op ligt.

- Spreek het woord voor jezelf uit op verschillende manieren.

klemtoon of klemtoon

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Klemtoon?
- Lettergreep waar de nadruk op ligt.

- Spreek het woord voor jezelf uit op verschillende manieren.

klemtoon of klemtoon

Slide 1 - Tekstslide

Klemtoon

Slide 2 - Tekstslide

meervoud
idee - klemtoon op de laatste lettergreep -> ideeën 
porie - klemtoon op de 1e lettergreep -> poriën
fantasie - klemtoon op de laatste lettergreep -> fantasieën

Slide 3 - Tekstslide

Welke spelling is correct?
Klemtoon op laatste ie:  + ën
A
knieen
B
knien
C
knieën
D
kniën

Slide 4 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon bij
melodie?
A
me
B
lo
C
die
D
melodie heeft geen klemtoon

Slide 5 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon bij
genie?
A
ge
B
nie
C
genie heeft geen klemtoon

Slide 6 - Quizvraag

Leg uit wat een
klemtoon is
timer
0:30

Slide 7 - Open vraag

Spelling
Onbeklemtoond meervoud:


1 havik
2 haviken

Slide 8 - Tekstslide

Welke woorden met een
onbeklemtoond meervoud
ken je al?

Slide 9 - Woordweb

Hoe heet dat deel van het mes
waar je mee snijdt?

Slide 10 - Open vraag

LEMMET
Waar valt de klemtoon?
Dus hoe schrijf je dit woord in het meervoud?

Slide 11 - Open vraag

onbklemetoonde meervoud
eindigen op -ik       slimmerik
eindigen op -it       kievit
eindigen op -es     dreumes
eindigen op -et      lemmet
eindigen op -el       middel

Slide 12 - Tekstslide

Waar hoor je de klemtoon?
Woord: vriendin
A
vrien
B
din

Slide 13 - Quizvraag

Waar hoor je de klemtoon?
Woord: monnik
A
mon
B
nik

Slide 14 - Quizvraag

Waar hoor je de klemtoon?
Woord: dreumes
A
dreu
B
mes

Slide 15 - Quizvraag

Waar hoor je de klemtoon?
Woord: kennis
A
ken
B
nis

Slide 16 - Quizvraag

Waar hoor je de klemtoon?
Woord: havik
A
ha
B
vik

Slide 17 - Quizvraag

flauwerik – strik – perzik - havik
Welk woord krijgt wel een dubbele medeklinker in het meervoud?
A
flauwerik
B
strik
C
perzik
D
havik

Slide 18 - Quizvraag

Slimmerik, verfblik, dommerik, (wij) grinniken
Bij welk woord valt de klemtoon op de -ik-
A
slimmerik
B
dommerik
C
verfblik
D
wij grinniken

Slide 19 - Quizvraag

aan het werk
 Blok 4, week 1, Les 1

eerst een dictee

Slide 20 - Tekstslide