- een zin maken met de woorden: welp, roedel en territorium.
- kun je 3 kenmerken noemen van een wolf
- kun je 2 verschillen noemen tussen een hondendrol en een drol van de wolf
- ken je de naam van een sprookje over de wolf.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
ISKMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1
In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Onderdelen in deze les
Aan het eind van de les kun je:
- een zin maken met de woorden: welp, roedel en territorium.
- kun je 3 kenmerken noemen van een wolf
- kun je 2 verschillen noemen tussen een hondendrol en een drol van de wolf
- ken je de naam van een sprookje over de wolf.
Slide 1 - Tekstslide
De wolf.
Lees: De wolf.
Begrijp je het? Vraag aan iemand uit de klas of aan de juf.
Maak dan vraag 2, 3 en 4.
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een welp?
A
een kind
B
een dier
C
een jong van een dier
D
een groot dier
Slide 3 - Quizvraag
Kan een wolf goed zwemmen?
A
Nee
B
Ja, maar kleine stukjes
C
Een beetje
D
Ja, lange afstanden
Slide 4 - Quizvraag
Waarom vinden mensen wolven eng?
A
Wolven bijten mensen.
B
In verhalen doen wolven nare dingen bij mensen.
C
Wolven zijn gevaarlijk.
D
Wolven zijn schuw.
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Video
Leefgebied
Lees het stuk tekst: Leefgebied van de wolf.
Zoek moeilijke woorden op. Vraag uitleg aan andere kinderen. Of vraag de juf.
Maak dan de volgende vragen.
Slide 7 - Tekstslide
Hoe groot moet het territorium van een wolf zijn?
A
4 vierkante kilometer
B
400 vierkante kilometer
C
100 vierkante kilometer
D
250 vierkante kilometer
Slide 8 - Quizvraag
Hoe heet het leefgebied van een wolf?
A
territorium
B
woongebied
C
bos
D
woonplek
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Video
Wat is belangrijk voor het territorium van de wolf?
A
Het moet groot genoeg zijn.
B
Er moet genoeg voedsel en water zijn.
C
Er moeten geen andere wolven wonen.
D
Er moeten geen bomen zijn.
Slide 11 - Quizvraag
Wolvenfamilie
Lees het stuk tekst :
De wolvenfamilie.
Begrijp je de tekst? Praat met andere kinderen. Vraag de juf.
Maak dan weer opdrachten.
Slide 12 - Tekstslide
Hoe heet een wolvenfamilie?
A
een zwerm
B
een troep
C
Een roedel
D
een kudde
Slide 13 - Quizvraag
Wie zijn de baas van de roedel?
A
de vader en moeder
B
de oudste kinderen
C
de welpen
D
het ouderpaar
Slide 14 - Quizvraag
Wat doen de oudere kinderen?
A
Zij zorgen soms voor de welpen.
B
Zij spelen de baas.
C
Zij hoeven niks te doen.
D
Ze helpen de ouders.
Slide 15 - Quizvraag
Heeft de wolf een goede neus?
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quizvraag
Hoe weet je dat een wolf goed kan ruiken?
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Video
Eten.
Lees de tekst: Wat eet de wolf?
Lees het goed. Kijk naar de foto's. Zijn er moeilijke woorden? Schrijf ze op. Zoek op wat het woord betekent. Vraag aan andere kinderen of de juf. Ga dan verder.
Slide 19 - Tekstslide
A
alleseter
B
planteneter
C
roofdier
D
vleeseter
Slide 20 - Quizvraag
A
Als ze er zin in hebben.
B
Als ze nog geen eigen leefgebied hebben.
C
Als ze niks anders kunnen vinden.
D
Als ze de boer willen pesten.
Slide 21 - Quizvraag
Wanneer kan een wolf lange tijd zonder eten?
Slide 22 - Open vraag
Paspoort
Lees:
Het paspoort van de wolf.
Maak nu je eigen paspoort.
Doe dit in je verhalenschrift.
Laat jouw paspoort zien aan iemand in de klas en aan de juf.
Slide 23 - Tekstslide
Huilen.
Lees het stuk:
Waarom huilen wolven?
Begrijp je het? Zoek woorden op die je niet begrijpt. Of vraag het aan iemand in de klas.
Maak dan weer de vragen.
Slide 24 - Tekstslide
Vind je huilen een goed woord voor het geluid van de wolf? Waarom wel of niet?
Slide 25 - Open vraag
Een wolf kan heel goed horen. Hoe weet je dat?
Slide 26 - Open vraag
Lees het stuk :
Hond of wolf?
Begrijp je wat je hebt gelezen?
Zoek moeilijke woorden op.
Vraag aan andere kinderen.
Vraag aan de juf.
Ga dan verder met de opdrachten.
Slide 27 - Tekstslide
Hond?
Wolf?
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
Wat is het verschil tussen de snuit van een hond en een wolf?
A
De wolvensnuit is langer en spitser.
B
De wolvensnuit is korter en botter
C
De wolvensnuit is kleiner.
D
De wolvensnuit is groter.
Slide 30 - Quizvraag
Wat doet een hond als hij mensen ziet?
A
Loopt hard weg.
B
Begint weg te rennen.
C
Niks.
D
Komt meestal vrolijk naar je toe.
Slide 31 - Quizvraag
Wat doet een wolf als hij mensen ziet?
A
Komt vrolijk naar ze toe.
B
Begint te blaffen.
C
Loopt snel weg.
D
Blijft stilstaan.
Slide 32 - Quizvraag
Poep en pies.
Lees het stuk over poep en pies.
Zoek moeilijke woorden op. Vraag naar de betekenis . Ga dan verder met de opdrachten.
Slide 33 - Tekstslide
We zien de wolf haast nooit. Hoe komt dat?
A
De wolf is niet in Nederland.
B
De wolf verstopt zich.
C
De wolf is schuw.
D
De wolf houdt niet van mensen.
Slide 34 - Quizvraag
Waarvoor gebruikt een wolf zijn poep en pies ?
A
Om te laten weten: Hier woon ik!
B
Het zijn geursignalen voor andere wolven.
C
Hij laat weten waar hij woont en leeft.
D
Dit stuk is van mijn familie!
Slide 35 - Quizvraag
Noem het verschil tussen een hondendrol en een wolvendrol. Noem 3 dingen.