Figuurlijk taalgebruik

Synoniemen
Figuurlijk taalgebruik
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Synoniemen
Figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de bedoeling?
Ik kan figuurlijk taalgebruik herkennen.

Dit lesuur: terugblik!

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je aan bij figuurlijk taalgebruik?

Slide 3 - Woordweb

10

Slide 4 - Video

Wat is letterlijk en figuurlijk taalgebruik?

Slide 5 - Open vraag

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Taal bedoelen, precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.

Slide 7 - Quizvraag

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin is sprake van figuurlijk taalgebruik?


A
Dat is een goed middel voor je zieke paard.
B
Dat is een paardenmiddel voor die kwaal.

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Mijn moeder eet graag kip.
B
Mijn moeder is kippig.

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Mijn broer is een beer van een kerel.
B
In het bos is een beer gespot.

Slide 11 - Quizvraag

Uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Er kwam geen kip in de winkel.
B
De winkel verkocht geen kip meer.

Slide 13 - Quizvraag

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
'Ze kookt van woede.'
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Veronique draagt een gouden ring.
B
Hij scoorde ringloos in de basket.
C
Door hem ben ik nu de sigaar.
D
Hij rookte stiekem een sigaar.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven

Slide 16 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Zij is op het paard getild.
B
Zij is over het paard getild.

Slide 17 - Quizvraag

Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik.
A
Waar
B
Niet waat

Slide 18 - Quizvraag

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Dan schrijf je letters achter elkaar
B
Dan bedoel je precies wat je zegt
C
Dan teken je wat je bedoelt
D
Dan bedoel je iets anders dan wat je zegt

Slide 19 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk taalgebruik?

In mijn boekenkast staat een boekenvoorraad van hier tot Tokyo.
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Zij is op het paard getild.
B
Zij is over het paard getild.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Je praat met plaatjes
B
Je bedoelt iets anders dan dat je zegt
C
Je bedoelt het zoals je het zegt

Slide 22 - Quizvraag

Het tegenovergestelde van
letterlijk taalgebruik is
figuurlijk taalgebruik
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Ik weet wat figuurlijk taalgebruik is.
A
ja
B
nee
C
ongeveer
D
snap het niet zo goed

Slide 24 - Quizvraag

Evaluatie

Wat is figuurlijk taalgebruik?
Noem een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik.



Wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?

Slide 25 - Tekstslide

EINDE LES

Slide 26 - Tekstslide