In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Dinsdagprogramma
Bijzonderheden:
Middag: portfolio opdrachten
Kampgroepje 2 boodschappenopdracht 13:30 uur
Slide 2 - Tekstslide
Economie
Lesdoel: Leren welke vragen er gesteld worden bij het mondeling economie
Lesinhoud:
herhaling: Terugblik vorige week. Keurmerk soorten betalen etc.
opdracht: Maken examenopdrachten H3
klaar: Kijken rtlz journaal
Slide 3 - Tekstslide
Terugblik
Vorige week
Economie
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
2 soorten geld:
Chartaal = munten en bankbiljetten. Je kunt het vastpakken.
Giraal = geld dat op je bank/betaalrekening staat. Je kunt het niet vastpakken.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Welk soort geld was een bankbiljet?
A
Giraal
B
Chartaal
Slide 14 - Quizvraag
Theorie H2
Samen oefenen
Leerlingen naar instructietafel
Daarna zelf aan de slag
Economie
Slide 15 - Tekstslide
Economie
Lesdoel: Leren welke vragen er gesteld worden bij het mondeling economie
Lesinhoud:
herhaling: Terugblik vorige week. Keurmerk soorten betalen etc.
opdracht: Maken vragen mondeling bij H1 + H2
klaar: Kijken rtlz journaal
Slide 16 - Tekstslide
Geld functies
Ruilmiddel:met geld kun je iets kopen.
Rekenmiddel:met geld stel je vast hoeveel iets waard is.
Spaarmiddel:met geld kun je sparen voor iets wat je later wilt kopen.
Slide 17 - Tekstslide
Elektronisch betalen
Bij elektronisch betalen gaat het geld meteen van jouw bankrekening naar de bankrekening van de ander.
Slide 18 - Tekstslide
Elektronisch betalen kan op drie manieren:
Met internetbankieren
Bij een webwinkel. Je betaalt bijvoorbeeld via iDeal, PayPal, Afterpay of via een creditcard.
Bij een betaalautomaat met je pinpas en pincode of contactloos
Slide 19 - Tekstslide
Creditcard
Bij aankopen met een creditcard worden je betalingen meestal aan het eind van de maand van je rekening afgeschreven.
Tot die tijd heb je eigenlijk een schuld. Waarom is dat?
(Bij een aanschaf van een creditcard moet je 18+ zijn.)
Slide 20 - Tekstslide
Nieuw saldo berekenen
Oud saldo + Ontvangsten - Betalingen =
Nieuw saldo
Lisa's saldo was op vrijdag 18 september: €30,50 Zij heeft zondag 20 september voor €24,95 aan kleding besteld. Gelukkig kreeg ze haar zakgeld van €15 vanochtend gestort op haar rekening. Wat is Lisa's saldo nu?
Slide 21 - Tekstslide
Saldo
Wat is je saldo?
Saldo is het geld wat nog op je bankrekening staat.
'In de plus' (CR) & 'In de min' (D)
Over een negatief saldo moet je rente betalen.
Slide 22 - Tekstslide
Geld is een ruilmiddel wanneer ....
A
je iets koopt
B
een rekensom maakt
C
je geld in je spaarpot doet
Slide 23 - Quizvraag
Debetsaldo is ...
A
je saldo is positief
B
je saldo is negatief
Slide 24 - Quizvraag
Doelen:
Welke functies geld heeft
Hoe je op verschillende manieren kunt betalen
Wat voor saldo je betaalrekening kan hebben
Hoe je een nieuw saldo berekent
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Welkom basis 4!
H2.2 Sparen of lenen? Deel 1
Slide 27 - Tekstslide
Redenen om te sparen
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg
Sparen voor rente
Slide 28 - Tekstslide
Rente
Een vergoeding die je krijgt omdat de
bank jouw geld mag gebruiken.
Hoogte afhankelijk van: - Het rentepercentage - De hoogte van het spaarbedrag - Hoelang je het geld spaart
Slide 29 - Tekstslide
Lenen
Gebruik maken van geld van een ander.
Dit wordt ook wel krediet genoemd.
Dit moet je meestal maandelijks terug betalen.
Lenen kost (meestal) geld! Je betaald rente voor het leenbedrag.
Alles wat je meer terugbetaald dan dat je hebt geleend noem je kredietkosten.
Slide 30 - Tekstslide
Leenmotieven
1. Tijdelijk geld tekort.
2. Aankoop van een duurzaam consumptiegoed bijvoorbeeld meubels of een nieuwe auto.
3. Woning kopen (hypothecaire lening/hypotheek)
4. Onverwachte gebeurtenis die niet kan wachten (kapotte auto of wasmachine)
Slide 31 - Tekstslide
Leenvormen
Geld lenen voor duurzame consumptiegoederen zoals meubels of een nieuwe auto noem je consumptief krediet.
- Persoonlijke lening (je leent een bedrag en betaalt dat in een aantal vaste termijnen terug)
- Koop op afbetaling (je koopt een product en betaalt het in een aantal vaste termijnen terug)
Slide 32 - Tekstslide
Kredietkosten
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening
Je leent €3000 en betaalt dit in 24 maandelijkse termijnen van €140 per maand terug.
(24 x €140) - €3000 = €360
Slide 33 - Tekstslide
Spaarrekening: € 1.500 1,2% rente Hoeveel rente na 3 jaar?
A
€ 54
B
€ 54,65
C
€ 1.554
D
€ 1.554,65
Slide 34 - Quizvraag
Wat is geen reden om te sparen?
A
Sparen uit voor voorzorg
B
Sparen als rekenmiddel
C
Sparen voor rente
D
Sparen voor een doel
Slide 35 - Quizvraag
Mees haalt bij de Mediamarkt een grote TV. Deze betaald hij af in 24 maanden. We hebben te maken met een....
A
Persoonlijke lening
B
Koop op afbetaling
Slide 36 - Quizvraag
We hebben te maken met een consumptief krediet als...
A
je geld leent voor een aankoop van een duurzame consumptie
B
je geld leent voor het kopen van een woning
C
je geld leent om een onverwachte gebeurtenis op te vangen
Slide 37 - Quizvraag
Terugblik
Wat hebben we geleerd?
Welke vraag vond je het moeilijkste?
Economie
Slide 38 - Tekstslide
Afsluiting van de les
Tijd over kijken we rtlz
Economie
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Fitness
Groep A:
Givan
Shady
Sajad
Yannis
Groep B:
Milan
Frank
Nick
Daisy
Slide 42 - Tekstslide
LOB
Lesdoel: Bespreken wat je doel is/ wordt de komende periode